zondag, april 26, 2015

Pas op voor de nieuwen!

Menig ander had wellicht aan Birds gedacht, maar bij mij kwam meteen mevrouw Helderder voor de geest. We hadden net een bakje vis gekocht – die er lang niet zo goed uitzag als hij in onze gedachten zou zijn, maar honger neemt het niet zo nauw – en wilden een trein halen. De verkoper bedankte ons uitbundig, gaf wisselgeld en gilde er nog iets achteraan. Terwijl wij ontcijferden wat dat moest zijn – ik gokte op 'Spaar voor een miljoen!', mijn vriendin hield het bij 'Pas op voor de nieuwen!', gingen we verder. Zij zat er het dichtst bij, zo bleek. Van 'nieuwen' naar 'meeuwen' was maar een halve stap, maar wel een halve stap te veel. Want terwijl een deel van de beesten het raadsel met zijn aanwezigheid net had opgelost, zette het andere deel de aanval in. In de rug nog wel: ze krijsten, joegen in formatie langs ons heen en drukten in die scheervlucht de poten stevig tegen mijn hoofd. Meer was niet nodig: tweederde van mijn bakje werd voer voor de meeuwen... Mevrouw Helderder hield dapperder stand:


'Lelijkerds!' gilde mevrouw Helderder. Moeizaam worstelde ze verder en voetje voor voetje kwam ze vooruit. Een heel kluwen fladderende meeuwen versperde haar de weg. Ze deden haar geen kwaad, ze pikten niet, ze raakten haar af en toe met een vleugel, dat was alles. Maar ze krijsten zo dreigend, ze keken haar zo woedend aan, ze gingen boven op haar zitten, ze scheerden rakelings langs haar gezicht... Doodmoe bereikte mevrouw Helderder de lift en ging naar haar flat om een rolletje zij te halen.
Toen ze weer terugkwam op de bovenste verdieping, had ze een soort wapenrusting aan. Een vergiet op haar hoofd, een enorme plastic regenjas en een grote vlag om de vogels weg te jagen.
Pluk van de Petteflet, Annie M.G. Schmidt

Moet ik volgende keer aan denken, als ik me aankleed voor een trip naar Oostende.



vrijdag, april 24, 2015


Over het geluk van (nog niet) lezen

Sommige boeken blijven gelukkig ongelezen. Tot de tijd er rijp voor is. Neem nu Anna Karenina. Hoewel ik De gebroeders Karamazow (van die andere grote Rus, Dostojewski) en, als ik me het goed herinner, ook Oorlog en Vrede (net als Anna Karenina van Tolstoj) ooit bij wijze van ontspanning tijdens examens uit mijn moeders' boekenkast had geplukt en vele andere klassiekers verplichte lectuur vormden tijdens mijn studies, las ik Anna Karenina nooit. Toen de verfilming in 2012 met veel lof werd ontvangen, kocht ik dan ook voor een beschamend laag bedrag de pocketversie (nog altijd goed voor een centimeter of zes rugbreedte) en nam me voor de film niet te bekijken voor ik het boek gelezen had. En zo gebeurde. Tot nu - en wat een geluk.
Op mijn zeventiende had ik immers nooit de rijke psychologische inzichten, de vele vaststellingen en de ongelooflijke gelijkenis met onze huidige samenleving kunnen zien. Nu blijf ik me afvragen welk een genie in de schrijver moet hebben gehuisd: hoe bundel je zo veel treffende observaties in één boek? Hoe breek je binnen in zo vele zielen, die onmogelijk allemaal een stuk kunnen vormen van jezelf? En ook dit: in wezen is er niets veranderd. Er mag uiterlijk dan wel een en ander aan onze maatschappij zijn toegevoegd, de mens blijft gelijk. Klinkt in Oblonski's bedenking over het onderscheid tussen de mentaliteit in Petersburg en Moskou niet een echo van bepaalde stemmen in de discussie tussen betaald werkende en thuiswerkende vrouwen, die enkele maanden geleden sociale én gewone media bezig hield? 

'Zijn kinderen...? In Petersburg verhinderden de kinderen hun vader niet te leven. De kinderen werden op kostscholen opgevoed en er was hier geen sprake van die in Moskou zo algemeen verbreide, onzinnige opvatting - die bijvoorbeeld ook Ljwow had - dat alle rijkdom van het leven voor de kinderen moest zijn en alle moeite en zorg voor de ouders. Hier begreep men, dat een mens de plicht had voor zichzelf te leven, zoals ieder beschaafd, ontwikkeld mens leven moest.' (838)
Ik ben geen 'potloodlezer', maar wat was ik het graag geweest... Nu rest me niets dan het boek nogmaals te lezen, kuierend, aanstippend wat me treft - in het volle besef dat ongelezen boeken geen bron van schaamte moeten zijn. Een goede wijn blijft ook lang in de kelder liggen.

vrijdag, april 03, 2015

Wie spreekt? De ethiek van het geschreven interview

Terwijl ik probeer om elk kind het stuk taart te geven dat zhij* wil, hoor ik haar iets zeggen over Dimitri Verhulst. Nog voor ik goed en wel weet - bekentenis: ik ben niet altijd even bedachtzaam - wat zij zegt, kom ik ertussen. 'Dat interview in Psychologies magazine? Ik dacht: jij, pedant kereltje!' En nog terwijl ik het zeg, weet ik dat het niet zozeer zijn uitspraken zijn die me stoorden, als wel de rol van de interviewer. Was het radio, dan had Annemie Peeters hem allang lik op stuk gegeven. Maar in tijdschriftinterviews kruipt de interviewer maar al te vaak in een onderdanige rol, die niet meer kostumering verdraagt dan hooguit drie gedrukte regels. Waarom, vraag ik me af, kan die interviewer niet wat sterker uit de hoek komen? Kan je iemand vandaag de dag zonder tegenspraak laten zeggen dat 'pesten ook heel nuttig is' en 'liefde vanzelf moet gaan'?
Zij (die me al op meer vlakken vooruitgeholpen heeft - lang leve de veelzijdigheid van een goede kinesiste) helpt me op weg en verwijst naar de inleiding van het interview: dat Verhulst het interview liefst zelf geschreven had, dat er nu eenmaal erg veel kanten aan de waarheid zijn en dat hij zich het recht toe-eigent om soms te liegen. 
En inderdaad, in een (neer)geschreven interview heeft de interviewer het laatste woord. Het is zhijn pen die bepaalt hoe het gaat klinken - en zo onvermijdelijk ook bepaalt hoe het gelezen wordt. Het interview wordt een verhaal, waarvan de interviewer schrijver en verteller is, en de geïnterviewde nog slechts een personage. Eén waarover we graag lezen, weliswaar, en ik word steeds nieuwsgieriger waarom (naast me ligt Why Do We Care about Literary Characters? van Blakey Vermeule, dus binnenkort meer daarover).
Zou ik net zo sterk reageren als zijn woorden in de mond van een fictief personage waren gelegd? Als het geen interview was, maar een kortverhaal? Hoeveel afstand én betrokkenheid creëert fictie?Waarom is een verhaal soms net zo sterk of zelfs sterker dan een academische uiteenzetting, zoals Paul Williams argumenteert in 'Creative Praxis as a Form of Academic Discourse'?
En zo krijgt Verhulst alsnog gelijk: een beetje 'pesten' kan nuttig zijn - zijn 'pesterige' ideeën hebben me aan het denken gezet. Bedankt, pedant... personage?


* 'Hij' als neutraal persoonlijk voornaamwoord lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. In het Zweeds zie ik steeds vaker een genderneutraal voornaamwoord opduiken, 'hen'. En dat werkt prima, want het Zweeds heeft het voordeel van het klinkeronderscheid: 'han' betekent hij, 'hon' staat voor zij. De genderbepalende klinker staat middenin en kan dus makkelijk vervangen worden door een neutrale klinker, zoals 'e' (al staat die, wiskundig gezien, in het alfabet dichter bij de 'a' dan bij de 'o', en kan je daar dus, als je echt moeilijk wil doen, nog altijd een mannelijk overwicht in lezen).
In het Nederlands ligt het helaas moeilijker. Daar bepaalt de beginmedeklinker het genderonderscheid, en die medeklinker laat zich moeilijker vervangen zonder betekenisverlies. Want wie herkent in pakweg 'lij' een mengvorm van 'hij' en 'zij'? Beide klinkers dan maar? 'Hzij' dat is om stotteren vragen, dus 'zhij'...