donderdag, oktober 10, 2013

Taart! En toeters! En... sssst - hier leest men

Ik barst al weken van de zin(nen) om te bloggen, maar het vele schoolwerk gaat met alle tijd aan de haal. Vandaag moet het: zoveel literaire vreugde in één dag kan ik niet naast me neerleggen.
Het begon bij Frederik. Die viel hier in de bus. Dat kan écht, weet je. Frederik is immers de man die een mannetje wordt in het nieuwste boek van Joke van Leeuwen. En een nieuwe 'van Leeuwen', dat is snoepen. Al leek het even of iemand al aan het snoeppapiertje had gepulkt. Mijnheer de postbode, ik geraak zo verdrietig van afgeknotte, ingedeukte hoekjes. Doe je voortaan voorzichtiger met de witte pakketjes van 'Vlabin'? Net onder die rode poststempel staat 'boeken'. En 'boeken', die lees je volgens het gezegde misschien wel in een hoek, maar niet mét een (gedeukte) hoek. 
Soit, geblutste lolly, platgetrapte spek, voorgekauwde drop, of niet... Ik bouwde een dam van zelfdiscipline en laat hem nog even wachten - vanavond, als er na toetsen en voorbereidingen en net voor ik in slaap val, nog heel even tijd is, dan mag hij open.
Meteen nadat ik Frederik uit de brievenbus en zijn omslag had gepulkt, zag ik de site van  De Standaard. En die blokte: 'Canadese Alice Munro wint Nobelprijs literatuur'. Al viel het met dat blokken nog mee (of tegen): de timing valt wat slecht en de (terechte) aandacht voor (het overlijden van) Wilfried Martens gaat met alle blokletters lopen. Maar toch, meteen daaronder, netjes aan de zijlijn kreeg ze een plekje. Een beetje zoals zij schrijft, want zoals Anne Provoost (nog zo'n straffe vrouw), al opmerkte'Ze laat schijnbaar gewone levens helemaal omslaan door kleine gebeurtenissen'. Het was overigens dankzij haar tip dat ik destijds met het lezen van Munro begon. En het moet zo ongeveer de eerste keer zijn dat ik al voor de uitreiking met het werk van de winnaar was vertrouwd (of neen, misschien las ik De stad der blinden van Saramago net voor hij de prijs wegkaapte - al zal dat op de valreep zijn geweest). En stiekem denk ik: hoera, die prijs! Dan ligt haar werk binnenkort weer in élke boekhandel! Voor een prijsje?

(Alleen: waar haal ik die leestijd weer? Kan iemand daarin een handeltje beginnen?)

woensdag, augustus 28, 2013

Ons kronkelende brein

Ik sta met broek en onderbroek op de knieën en grabbel in de badkamerkast. Mijn hand vindt alleen een lege kartonnen doos. Ik tast verder, iets wanhopiger nu. Lang wil ik hier zo niet staan. En dan vind ik toch wat ik zoek. 'God zij geloofd!'
God wat? Maar écht, dat is de zin die door mijn hoofd schiet, als ik hem al niet luidop zeg - zo precies weet ik het niet meer. Het moet van mijn tijd als voorlezer in de misviering geleden zijn dat ik dat nog heb gezegd. Waarom dan nu? Maar de opluchting is groot, te groot blijkbaar voor alledaagse woorden, en ik sta er verder niet bij stil.
Tot ik dit neerschrijf en besef wat ik daar nodig had. Inlegkruisjes. Inlegkruisjes. Zou het echt...?

zondag, augustus 25, 2013

Sterke vralen

Het is laat. Onze stemmen kaatsen door de straat. Of beter: één stem. Zij praat, glas in de hand, wij luisteren. Nu en dan kijkt ze op naar haar man, lijkt te verwachten dat hij zal aanvullen, bevestigen, het verhaal larderen met wat zij alweer vergeten is. De reis ligt net achter hen, maar het geheugen gaat zijn eigen gang. Wat hij beleefde, is niet wat zij vertelt. Hij is voorzichtig, bevestigt noch ontkracht. Alleen zijn blik verraadt dat er een tweede waarheid is.
Minder discreet was die andere man, begin deze week, bij een etentje in de tuin. Ook toen vertelde de vrouw. Hij ergert zich: 'Jij met je sterke verhalen, altijd! Je maakt het erger dan het was.' 
Het kan soms pijnlijk zijn, dat enthousiaste verhaal dat je meteen als opgeblazen doorprikt. Veel vaker is het alleen maar amusant. Het is niet de waarheid die dan telt, het is de sfeer, de dosering van humor en spanning, vervreemding en herkenbaarheid. Wat is er immers mis met sterke verhalen? Of horen zij de man toe? Speelt enkel hij dat schalkse spel dat schippert tussen waarheid en leugen?
Mijn oudste dochter hield een tijd geleden vol dat de vader van een vriendje het allersterkste was. 'Ja, hoor,' zei ze,' die heeft hele sterke vralen.' Vralen? 'Vralen, ja, echt sterke vralen.' En ze balt haar spieren. Pas dan begint het me te dagen. Lazen we niet een hele tijd geleden De prinses met de lange haren? En zocht zij geen man om de koffers met haar haren te dragen? Hij kwam, die sterke man uit het circus, en 'hij kwam met vele sterke verhalen'. 

Uit: De prinses met de lange haren, Annemarie Van Haeringen

zondag, augustus 18, 2013

Bedrog

Vanuit het dakvenster kijk ik uit over de huizenzee. Hoe anders lijkt het hier, hoeveel schuiner loopt de straat naar het station, dat nu niet langer links, maar rechts voor het huis lijkt te liggen. En terwijl ik het ene patroon in het andere probeer te passen, zie ik bos dat ik nooit eerder zag. Een lange blauwige strook bomen, een eind achter de eerste horizon. Ik zou kunnen geloven dat er een meer is, daar voor dat verre bos. Dat je er langs de oever van rots tot rots kan springen, dat het bos om het meer heen loopt, als een baken - niet om je het zicht op de eindeloosheid te ontnemen, maar om die te benadrukken. Het is een Zweeds meer, dat ik daar bij de horizon verzin. Een Zweeds meer, bij een Zweeds bos.


maandag, augustus 12, 2013

 O...
'O, wat was het heerlijk om eindelijk mijn nieuwe kleren uit de kast te mogen halen en ze aan te trekken! Buiten zongen de vogels, het was nog steeds zomer, achter de nevelsluiers was de hemel blauw en eindeloos.' 
Karl Ove Knausgård, Zoon
En, hop, meteen zijn het mijn kleren, mijn zomer, mijn kindertijd. Kleren kregen toen nog tijd: om langzaam in de kast te rijpen, tot ze aangedikt waren, een aura van feest en 'bijzonderheid' kregen. Ik probeer het nu nog wel eens, maar het werkt zelden. Nog minder bij mijn kinderen: die trekken nieuwe kleren het liefst van al meteen aan om in de tuin te spelen. 
Het spoor naar deze herinnering loopt langs een stationnetje. Want in die fractie van een seconde en met die verbazende gelijktijdigheid waarin herinneringen en gedachten verlopen, hoor ik de echo van die andere Scandinavische auteur:
'O, wat is het heerlijk als het zomer wordt! Dan zijn de dagen zo lang, dat je niet op zou willen houden met spelen.' 
Astrid Lindgren, De kinderen van Bolderburen
Ik heb er al eerder naar verwezen. Het is de jeugd die ik speelde... Ook ik wilde aardbeien aan strohalmen rijgen, hutten bouwen in het hooi en limonade drinken uit een poppenserviesje. Bij Knausgård gaat het al net zo. Het Scandinavische landschap duldt niet anders: spelen zult gij, eindeloos opgaan in de mogelijkheden van het landschap om je heen, over rotsen struinen, stenen werpen, bessen plukken...
En toch is het niet de jeugd van Knausgård die de echo liet klinken. Het is dat nauwelijks te vatten geluk, dat vleugje nostalgie, die ingehouden uitzinnigheid - in die ene letter. Die 'O', die deed het 'm.



dinsdag, augustus 06, 2013

De w van winterslaap, wakker en geduld

Ach, die zon. Ze is al lang weer terug van weggeweest. Niet deze blog: dat streepje zon - en een pak andere activiteiten waarmee ik u niet ga vervelen - was genoeg voor meer dan twee maanden winterslaap. Natuurlijk schreef ik nog: examenvragen, rapportcijfers, een enkele vakantiekaart... Blogideeën streken neer tussen stapels ongeplooide was (die ligt er nog, vrijwilligers mogen zich melden). Oriëntatieloop in het militair ziekenhuis, tatoeages bij de Zweedse bevolking, het profiel van de pretparkbezoeker, het betoverende Zweedse landschap. U had het allemaal kunnen lezen. Als ik het had geschreven.


zaterdag, mei 25, 2013

Winterse groetjes

Een vriendin belt me. 'Ik sta in de bib. Het is supermooi weer, dus ik wil gewoon op het terras zitten lezen. Heb je een tip?' Ik ga de koude tuin uit, waar ik net de was ophing - de zon schijnt, grijze wolken pakken  samen, maar wachten vast nog even - en blijf voor mijn boekenkast staan. Ik weet niet goed hoeveel tips ik mag geven: niet alleen heeft de vriendin geen balpen en papier bij zich, ik ben ook bang dat de zon weer weg zal zijn voor zij en het boek het terras hebben gehaald.
Even later een sms van mijn moeder: 'Sta bij het groentekraam. 36 nummers voor me.' De zon heeft velen naar de markt gelokt.
Het lijkt wel alsof we met z'n allen elk straaltje zon willen opslurpen - zuinig, met een rietje, zo lang zuigend dat de lucht allang gorgelend in onze keel verdwijnt. 
Gisteren kregen we ze al even te zien, een hele ochtendspits lang. Ik boog me dapper over het stuur van mijn fiets en trok mijn kleed wat verder over mijn knieën - blote benen, want kousen einde mei, dat ging me te ver. Beide handen stak ik afwisselend diep in mijn jaszak, mijn oren geleidden de kou tot diep in mijn kiezen. Tegen de gevel van een huis leunde kerstversiering: 'Let it snow!'. Bij de ophaling van grof huisvuil eerder deze week had de vuilniswagen die laten staan. Wellicht was niet duidelijk of deze versiering echt bij een ander jaargetijde hoorde. 
Op de terugweg kruis ik een vrouw met muts, sjaal en winterjas. Ook onder de collega's was die winterjas aan een revival begonnen. Bij mij liggen ze klaar voor de was. Straks mogen ze drogen - rillend in de winterzon. Daar horen winterjassen, toch?

woensdag, mei 15, 2013

Daarbuiten loopt een schaap 

Het is nacht. Zoon en ik rijden het dorp uit, donkere weiden voorbij, tot bij het volgende gehucht. Daar, in één huis aan het einde van de straat, brandt licht. Daar moeten wij zijn. De wachtzaal is leeg, maar het felle tl-licht sluit alle duisternis uit. Wat de dokter onder zijn haastig aangeschoten broek en trui aanheeft, zou een hemd kunnen zijn, maar de dikke stof verraadt een pyama. Ook de bedachtzame gebaren en trage zinnen van de dokter getuigen van de nacht. 
Als we de straat weer uitrijden, blijft het stil. Even nog. Meteen om de hoek blijkt hoe levendig de nacht is. Een auto met Franse nummerplaat staat zacht te draaien voor een huis. Ik vraag me af hoe alert ik moet zijn - het is tenslotte nacht, en dan staan auto's met Franse nummerplaten niet te draaien voor een huis. Of toch? Ook aan het kruispunt verderop zijn we niet alleen: voor elk van de rode lichten staan meerdere auto's te wachten. Een koppel wandelt langs de baan, regenjas en wandelschoenen aan, stevig in gesprek. Het is drie uur. Wat doet iedereen hier?
Ik denk aan Slaap! van Annelies Verbeke, waarin de slapeloze Maya rondtrekt op zoek naar lotgenoten. Ik herinner me hoe ze her en der aan de bel ging hangen, om mensen uit hun slaap te rukken. 
Ik fietste door de donkere straten op zoek naar leven, vervuld van energie. Het was drie uur in de ochtend. Lege pleinen, zwarte laantjes, hier en daar een wakkere duif. Die beesten waren totaal van de kaart sinds de komst van de straatlantaarn. Zou die snel breken, een duivennek? Waarschijnlijk niet. Taaie rakkers, die vliegende ratten. Natuurlijk zag ik soms een mens. De stad slaapt nooit, zogezegd.(Slaap!, Annelies Verbeke)
Vannacht lijkt de setting van haar boek bijna ongeloofwaardig. Overal is leven - en dit is niet eens de stad. Als we de auto weer voor huis parkeren, kijkt de jongste door het raam. De oudste komt de trap af en wil weten hoe de dokter was. 'Het is nacht,' zeg ik, 'dan moet je slapen.' Het lijkt plots een bewering van niks.

woensdag, mei 08, 2013

Van kleine en grote boodschappen

Met z'n tweeën zijn ze in het toilet. De een op een potje, de ander op de wc.
'Pas maar op dat je er niet in valt!'
'Dan ga ik naar de riool...' Hij vindt het idee duidelijk eerder grappig dan verontrustend.
Zij zwijgt. Dat dat ongewoon is, lijkt ook hij al te beseffen - meer zelfs, hij voelt dat hij over kennis beschikt die zij nog niet leek te hebben.
'Dat is zo, hoor! Dat heeft mama mij gezegd!'
'Neen, het gaat naar de Natuur.' Natuur krijgt in haar zin een hoofdletter. Het is een gewichtig woord, een woord dat zijn onvermoede kennis kan overtreffen. Ik vraag me af welk beeld er voor haar aan dat woord kleeft.
Ze onderhandelen even: pipi gaat naar de natuur, kaka naar de riool.
'Ik ben klaar.'
'Als je pipi gedaan hebt, moet je op de kleine knop drukken. Dan gaat het naar de Natuur.'
'En als je op de grote knop drukt, gaat het naar de riool. Ja, hé? Zo is dat, hé?'
Voor één keer zijn ze het snel eens. En ze spoelen door.



zondag, mei 05, 2013

Lang zal ze leven!

Eén werd ze. Eén kaars in een zee van taart. Voor het uitblazen zorgde de wind, een toevallig briesje in een heerlijk warme dag. En de taart - die ging erin als zoete koek... Als ze dàt voor mijn neus zetten, moet ik snel zijn, moet ze hebben gedacht, en dus graaide ze in één snelle beweging het net aangesneden stuk van de schotel en zette er haar tanden in. Het leek alsof ze niet meer dan vijf happen nodig had om het hele stuk naar binnen te werken. Zo snel ken je de smaak van taart.
Er waren vele taarten, een beetje zoals in het verhaal van Toon Tellegen:

'Af en toe rustte de eekhoorn even uit, maar nooit lang. Want ontelbare taarten zijn heel veel taarten. Hij bakte een ruwe schorstaart voor de olifant en een kleine vermolmde wilgentaart voor de houtworm. Hij dacht diep na en bakte toen een taart van louter water voor de waterjuffer. Het was een eigenaardige glinsterende taart en hij zette hem apart onder de takken van de rozenstruik.Hij bakte de hele ochtend door en pas toen de zon hoog aan de hemel stond en het feest bijna ging beginnen was hij klaar. Hij keek om zich heen en knikte. Overal lagen, zweefden, stonden en hingen taarten - zwarte taarten, witte taarten, kromme taarten, ronde taarten, hoge taarten en enorme, logge taarten die langzaam in de grond verdwenen. De meeste taarten dampten nog en verspreidden zoete geuren om zich heen en leken wel te glinsteren van ongeduld.Het was een warme, zonnige dag, in het midden van de zomer.Er was taart voor iedereen.'Toon Tellegen, De verjaardag van de eekhoorn

Dinsdag viert ze in de kribbe. Met meer taart. En een boek als geschenk voor alle kinderen. Het wordt moeilijk kiezen. Zoveel jarigen in zoveel prentenboeken. Er is Verjaardag met taart, en Vos en Haas en het feest van Uil, allebei met tekeningen van Thé Tjong-Khing, er is Telfeest! en De verjaardag van de eekhoorn en andere dieren - al zullen die filosofische dierenverhalen nog wat moeilijk zijn, er is Kikker en een heel bijzondere dag met tekeningen van Max Velthuijs, er is... zoveel moois in boekenland. Lang zullen we lezen!


Telfeest! Soetkine Aps

Kikker en een heel bijzonder dag - Max Velthuijs


zondag, april 28, 2013

Gelogen vogel

Ik word wakker van vogelgekwetter en voel hoe de kou me in het gezicht blaast. Het is een aangename, verwachtingsvolle kou - en hij is niet echt. Ik lig in bed met de deken over me heen en heb het warm, maar het gekwetter van vogels brengt een hele rij ochtenden aan het zingen. 
Altijd moest ik ergens heen, voor dag en dauw, bij vogelgekwetter dat de ochtendstilte in de schijnwerpers zet: de blauwe uren voor een schoolreis, een buitenlandse vakantie...
's Avonds hetzelfde, al klinken de vogels anders nu. Ze blikken terug, terwijl koude lucht door de nog warme avond danst en de geur van gras opstijgt. Ook dat is niet echt: de vogels hoor ik, hier binnen, maar de avond is nog niet zacht genoeg om buiten te zitten en vanachter het vensterglas ruik ik geen gras.
Het blijft heerlijk en fascinerend, hoe geluiden en geuren en soms zelfs een fractie niets, waarin geen aanwijsbare prikkel te ontdekken valt, herinneringen in werking stellen. Als ik ooit een stapel tijd kan delven - oh, hoe heerlijk, een mijn te vinden waar tijd te delven valt - lees ik er een stapel boeken over.
Intussen hou ik het bij al die andere die op me liggen te wachten. Al is het duidelijk tijd voor een extra stapeltje. 'Welke vogel is dat?' vroeg mijn dochter, toen ze vanuit een hoge boom in een van de buurtuinen een vogel hoorde fluiten. Het klonk heel alledaags. Herkenbaar ook. Een merel misschien? Ik moest het antwoord schuldig blijven.




dinsdag, april 23, 2013

Vlotjes

'Vaardig en vlot'. Zo heetten de werkschriftjes die wij in het vijfde leerjaar invulden. Wat 'vaardig' en 'vlot' betekende had de juf ons bij het begin van het schooljaar uitgelegd. Of misschien ook niet. Ze zei in elk geval dat ze die omslachtige benaming niet meer zou gebruiken, en dat ze voortaan zou zeggen 'onze Vlotjes te nemen'. Dat deden we vlot.
Maar het woord wil ook wel eens op weerstand stuiten, zo hoorde ik vanmiddag in een afgeluisterd gesprek. Twee leerlingen vertelden in de broodjeszaak aan een derde hoe 'die van Nederlands' gezegd had dat ze 'een vlotte pen had'. Het meisje had verontwaardigd geantwoord dat dat niet kon, want 'ze had die opdracht meteen getypt, hoor'. De twee waren intussen een uitdrukking rijker, en begrepen dat hun anekdote best grappig was. Niet voor de derde, helaas, want ook zij moest vragen wat 'die van Nederlands' daar dan wel mee had bedoeld.
'Jou krijg ik nog wel,' kreunt de juf. Ze sleurt Mieke de school binnen. Ze pakt haar in haar kraag en hangt haar met jas en al aan de kapstok.
'Ziezo,' zegt ze. 'Dat zal je leren.'
En dat is maar goed ook, want je bént op school om te leren.
Guus Kuijer, Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt
Helemaal eerlijk is het misschien niet, dat ik dit verhaal aan de grote klok hang, want zo zijn wij, leerkrachten, dan wel weer. Even lachen - en eigenlijk toch voortdurend willen dat er wordt bijgeleerd.
Ik las gisteren een eerste van de - zo stelde ik laatst vast - behoorlijk wat nooitgelezen boeken van Guus Kuijer. Ik neem me voor zijn hele oeuvre te lezen, want dat is het minste wat je kan doen voor zo een grote meneer. Hij slaagt er als geen ander in die grotemensenwereld te typeren, vanuit een helder en eerlijk kindperspectief. Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt is heerlijk absurd - en ook weer niet, want Guus Kuijer slaat nagels met koppen.
'Kinderen!' roept de juf. 'Hebben jullie 103 al gezien? Dat is een nieuw kind. Even uitlachen hoor.'
De kinderen leggen gehoorzaam hun pen neer. Ze kijken naar Mieke.
'Hiehaa, hoehaa,' schreeuwen ze.
'Hoor je?' vraagt de juf. 'De kinderen lachen je uit. Want zo zijn kinderen.'
Ze slaat met haar stok op tafel dat het knalt.
'Aan 't werk!' schreeuwt ze.
De kinderen pakken hun pen en schrijven verder. Alleen 98 niet. Die werkt zijn rekenboek naar binnen, blaadje voor blaadje. 
Guus Kuijer, Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt
Zou Oliver Jeffers daar de mosterd hebben gehaald?  

Mance Post, in Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt

 

 

 
 
 
 

zaterdag, april 20, 2013

Het lezende kind

We zitten aan de tuintafel: de coole jongen (met zonnebril, de voeten tegen de tafel), de 'lachende heks' en ik. De lachende heks, dat is de jongste, met paarse kaptrui en een haperend lachje. Het epitheton ornans kreeg ze van de coole jongen, goed drie jaar oud. Gek is dat, die constructie met adjectief op basis van een onvoltooid deelwoord. Een tijd geleden viel die me ook al op, toen ik stiekem meeluisterde terwijl de oudste haar beer voorlas. 'En toen kwam de eend bij het huilende monster...' Ze las uit een strip dat ik zelf nooit (voor)las (en ook de lezende papa niet), dus de beschrijving en constructie zijn geheel voor haar rekening. Ik kan niet meteen een voorbeeld bedenken van deelwoord+substantief in natuurlijke, gesproken taal. En ook zij reserveren de constructie voor het rijk van fantasie en verbeelding. Geen idee uit welk boek ze dit hebben opgepikt, maar overtuigend is het wel: voorlezen bevordert de taalontwikkeling. Al twijfelde u daar natuurlijk allang niet meer aan.


dinsdag, april 16, 2013

Waarbij het belangrijk debet korter lijkt

U fronst de wenkbrauwen? Dat deed ik ook. En de leerling die dit schreef ongetwijfeld ook, toen ze de zin die aan deze parafrase voorafging voor ogen kreeg. Maar dat weerhield haar er niet van om precies die zin aan te halen in haar bespreking. Misschien lijkt wat je niet begrijpt altijd belangrijker.
Ook mijn dochter laat graag wat moeilijke woorden slingeren. 'Waar is de aansluiting?' vraagt ze, wanneer ze in een boek naar de inhoudstafel zoekt. Of, terwijl ze tevreden haar kinderijsje oplepelt en ik nog zit te wachten: 'Waar blijft jouw bestek?' Bestek had ik ook nog niet, maar wellicht had ze toch de gehele bestelling voor ogen.
(Daar is die dochter weer, zult u zeggen. En altijd de oudste, merkte mijn broer op, 'alsof ze er geen andere heeft'. Toen ik deze blog begon, zou ik het niet over mijn gezin en huis-tuin-en-keukenervaringen hebben - daarvan bestaan er voldoende andere blogs, en goede ook. Over taal zou ik schrijven, en over wat ik las. Maar geen mens strooit zoveel taalkwesties over me heen als zij. En haar eerste boek schreef ze ook al - zoals u eerder kon lezen.)
Het grote verschil tussen beide taalgebruikers: de schoolloopbaan van mijn dochter moet nog beginnen, die van de leerling zit er bijna op. Waar ging het mis? Wanneer hield taal op speelgoed te zijn en wil wat verborgen zit niet meer gevonden worden? 
In een les taalfilosofie vroeg ik naar het moeilijkste woord. Misschien had ik 'debet' verwacht, of 'parafrase'. Niets van dat. 'Ik zie je graag,' zei een leerling. 'Of: ik mis je. Dàt zijn moeilijke woorden.' Het werd een leuke les, waarin we veel met woorden speelden. Blokken zijn het voor hen niet meer, maar raadsels des te meer. Misschien ging het dus toch niet zo mis. Ik zal ze missen, die leerlingen.

zondag, april 14, 2013

Zondagschauffeurs

Als je net tweemaal hebt getierd voor de hele straat en de man op zijn brommer er het liefst had afgesleurd om hem eigenhandig tegen de muur te ketsen, ben je misschien toe aan vakantie? Pech. Die vakantie loopt over enkele uren af.
En misschien heeft het ook weinig met stress te maken, maar alles met dat oersterke moedergevoel. Het ene kind stond bij mij, aan de ene kant van de straat, de twee andere stonden aan de overkant. Met helm, weliswaar, maar die had bij die overdreven snelheden weinig kunnen betekenen.
Ik doe erg mijn best om bij dit stukje therapeutisch schrijven te kalmeren, maar dat de brommerrijder in de straten om mij heen blijft rondcirkelen als een wesp rond je hoofd, helpt daar niet echt bij. Blijkbaar werken moeders met kinderen voor sommige chauffeurs als een rode lap op een stier: beide hadden tijd genoeg om te zien dat wij er waren, maar beide vonden het nodig om in deze rustige centrumstraat het optrekvermogen van cabrio respectievelijk moto uit te proberen. Of is het die rode trui die ik draag? Het zicht op een rok en de stralen van de eerste zomerzon?
Het voorval doet me denken aan de rechter die aan een hardleerse snelheidsovertreder opdroeg het boek 'Tonio' van A.F.Th. van der Heyden te lezen. Zelf las ik dat boek nog niet - en misschien doe ik dat ook beter niet, of ik ga een volgende keer helemaal 'over de rooie'. Misschien moet ik er wat exemplaren van aankopen en voor de wielen van deze 'zondagschauffeurs' uitstrooien. Beter dan spijkers, toch?

(O, en gelooft u mij, voor die laatste zin was ik echt weer tot rust gekomen. Maar toen dook hij weer op, die veel te luid en te snel optrekkende brommer. Terwijl wij in een centrum wonen. Maar wraakzuchtig, ik?)

woensdag, april 03, 2013

Kinderspel

Het is geen geheim dat ik droom van een boek. Een eigen boek, geurend naar verse inkt. Zoals in die scène uit De kinderen van Bolderburen, waarbij Britta en Lisa en alle anderen aan hun nieuwe boeken ruiken, en van het ruiken lezen komt, hoewel hen dat verboden was, en hoe van 'alleen maar een heel klein stukje' een volgend stukje kwam, 'maar dat hielp niets, want toen ze het volgend stukje had gelezen was het nog net zo spannend.' Tot het hele boek gelezen was. En ook dat 'gaf niets, want ze kon het op kerstavond best nog eens overlezen.' Ik ben afgedwaald, maar kan ik me eigenlijk geen mooier voorbeeld van leesplezier bedenken - en in het Jaar van het Voorlezen mag je daarvoor al eens afdwalen.
Maar dat eigen boek. Tja. U hebt gemerkt dat het al moeilijk is om deze blog aan te houden (u kan natuurlijk ook denken dat ik in tussentijd met het 'echte' schrijfwerk bezig ben - maar dan zou u al te goedgelovig zijn). U weet net als ik dat (honderd)duizenden anderen een boek ambiëren. En als ik dan al ooit een boek zou publiceren, dan wordt dat een van de vijfduizend andere titels literaire fictie dat jaar, las ik gisteren nog in Rekto:verso. U loopt dus ongetwijfeld ongemerkt aan mijn boek voorbij. 
Maar toch. Wie een boek wil, moet op de eerste plaats schrijven. En daar wringt het schoentje. Mijn moeder begreep dat wat druk een handje kan helpen en kondigde aan dat mijn dochter het boek zou schrijven dat ik zelf altijd had gewild. 
Enkele dagen geleden was het zover: de dochter (niet diegene die zij had bedoeld, maar dat geheel terzijde) vond een bundel aan mekaar geniet papier en maakte een boek. Op elk blad kwam een tekening. Bovenaan kwam de tekst. Toen ze klaar was, moest ik voorlezen. 'Imhhseoon,' las ik, want dat stond er. Heel even keek ze bedenkelijk, maar toen haalde ze haar schouders op, lachte eens en zei: 'Het is in het Zweeds!'


P.S. Volgens datzelfde artikel zal ik aan dat boek (het mijne, niet dat van de dochter) 1320 euro verdienen. Bruto weliswaar. En dat net nu de loopbaanonderbreking in het onderwijs wordt teruggeschroefd. Zal ik maar alvast met crowdfunding beginnen?



vrijdag, maart 22, 2013

Oefening in verveling

Zo'n honderd gezichten staren me aan. Star. Verveeld. En ik blik onbewogen terug. Had iemand me gevraagd of ik meer dan een half uur te kijk wilde staan voor zoveel mensen, ik had hem gek verklaard. Maar in deze functie lukt het gek genoeg wel. Geen greintje gêne voel ik. Net als zij, kennelijk.
Ooit zat ik zelf waar zij nu zitten: opeengepakt in een te grote, kale refter, angstvallig de elleboog van de buur vermijdend en toch zo goed mogelijk op het examen geconcentreerd. Makkelijk is dat niet: er moet met potloden worden gekleurd, hele werelddelen vol. Er moet een atlas worden geraadpleegd, informatie moet minutieus worden overgenomen. 
Net als wij vroeger zijn zij voor de schoolbel klaar. En net als wij vroeger moeten ze wachten. Dat doen ze op vele manieren. Ze herschikken hun haar - sommigen creëren de strafste kapsels zonder spiegel, wat me doet vermoeden dat ze al heel veel mét spiegel hebben geoefend -, anderen bedenken vreemde spelen op de achterzijde van hun kladblad, waarbij letters uit de tekst die daar staat gecombineerd moeten worden met andere letters. Er zijn er die hun kladblad tot origami vouwen, er zijn er die ingewikkelde lijntekeningen maken of namen grafisch vormgeven. Er zijn er die rechtop proberen te slapen en er zijn er die een half uur lang onafgebroken naar één punt staren. Maar er is niemand die wegduikt in de wijde wereld van zijn atlas.

donderdag, maart 21, 2013

Neem pen en papier

Zou er een gen voor 'observatie en commentaar' bestaan? De oudste licht voortdurend toe wat ze doet, hoe ze dat doet, waarom ze doet wat ze doet. 'Hoor ze bezig,' lachen wij dan. Maar daarnet hoorde ik mezelf bezig. In stilte, weliswaar, en onder het mom van blogideeën, of schrijfoefeningen, zo je wil. Geen seconde is het stil, daar in mijn hoofd. Terwijl ik door het dorp wandel en boodschappen doe, dicteer ik mezelf voortdurend: wat ik zie, hoor, ruik, wat me opvalt, bevalt, stoort. Niemand noteert, en slechts een enkele keer landen de zinnen uiteindelijk ook echt op papier of scherm. Toch blijf ik het doen. Is dat vreemd? Een naar schizofrenie neigende afwijking? 
Ach, neen. Training is het. Pure discipline op weg naar de ultieme verbale vaardigheid. En een onuitwisbare eigenschap van het gen voor observatie en commentaar.

woensdag, maart 13, 2013

Daar is de lente, daar is de zon 
maar voor de vensterruit,
viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw

Een namiddag lang deed de zon haar best om de sneeuw uit de tuin te branden. En toen, even plots als de zon was gaan schijnen, sneeuwde het weer. Stevige, korrelige vlokken die op je gezicht landden als hagel, maar zonder dat scherpe ervan. 
Zoon geraakte - alweer - in extase toen hij merkte dat het niet alleen op straat sneeuwde, maar ook in de tuin. Halfweg de lange gang, aan weerszijden met glazen deur, blikte hij heen en weer. Daar! Sneeuw! En ook daar! Dagenlang sneeuwt het al, en overal. Maar het blijft een wonder.
En gelijk heeft hij. Geen twee sneeuwbuien zijn hetzelfde. Ik zag sneeuw die rondzwierf als afgeklopte bloemsuiker, te zacht om genoeg zwaartekracht te winnen en te landen. Ik zag dikke vlokken, nauwelijks ontkomen aan het geheel van de wolk en alweer op weg om één wit deken te worden. Ik zag een stevige wind sneeuw horizontaal door de straten jagen, als bladeren op een herfstdag - die dwarrelen ook zelden. En ik zag vlokken gewichtsloos in de lucht hangen, netjes over het landschap verdeeld als parels aan een ketting.
Heeft Roderik Six ook dagenlang voor het raam gezeten? Rende hij bij elke druppel regen blij als een kind naar buiten, notitieboekje in de hand om vorm, geur, kleur en gewicht te meten? In Vloed regent het dagenlang, onophoudelijk. Een zondvloed, dus. Al herinner ik me van die laatste  - voor zover je je die herinneren kan, natuurlijk - vooral pijpenstelen. Six brengt meer variatie. Het durft er al eens te miezeren, bijvoorbeeld. Toch is het niet de regen die me het meest bijblijft van dit boek. Wel een soort jongensachtige branie, het scoutssfeertje dat rond de ramp hangt. Pagina's lang heb ik het gevoel dat ik dit al eerder las. Maar waar? Bij Tonke Dragt? Maandenlang stond Vloed al op mijn leeslijstje, nadat dit debuut nogal unaniem de hemel werd ingeprezen (hier en hier en hier bijvoorbeeld). Las ik misschien al te veel recensies? En dan, ruim halfweg, weet ik het: de sfeer van De stad der blinden, van José Saramago. Daar kan Vloed - uiteraard?niet aan tippen, maar van dan af, of neen, eigenlijk van bij het begin, lopen de leeservaringen door mekaar. Alsof ik een boek lees met een kalkje van een ander boek erbovenop. 

zaterdag, maart 09, 2013

Fris als een hoentje, ziek als een hond

Ik heb ze gemist, die lentedagen. Gemist in de zin van 'pats, boem, weg'. Ze trokken achter het raam voorbij, terwijl ik hondsberoerd in bed of, ter afwisseling, in de zetel lag. Vreemd eigenlijk, dat we de graad van ziekte meten aan een dier. Waarom is 'zo ziek als een hond' erger dan pakweg 'zo ziek als een vogel'? Omdat we die laatste vooral kwiek door de lucht zien fladderen en we die eerste wel eens lui in een mand zien liggen? Papegaai is anders erg ziek, hoor, in het gelijknamige liedje. 
Ik hoorde het wel, het gekwetter en gefladder van de vogels. Het brengt de lente dichter, en de avond lijkt op slag een stukje minder donker. Er is leven daarbuiten, ook als wij de gordijnen toetrekken en ons langzaam naar de nacht toe werken. 
En toch heb ik ze gemist. Want meer nog dan de warmte van de zon en de klank van de vogels, is het de geur die telt. De ochtend die dauw en gras parelt, de avond die geuren nog even te drogen legt. En hoe dat alles over je heen dwarrelt, als je op zo'n lentedag de buitenlucht ontmoet.
Ach, er komt weer sneeuw, zegt men. Dan komen er vast ook weer eerste lentedagen. En kan ik, fris als een hoentje, die lentegeur najagen.

woensdag, februari 27, 2013

Van willen en van moeten


'(...) Moeten horen hoe je vader je moeder van je nederlaag op de hoogte brengt. Het zelf nog eens moeten herhalen. Je moeder aankijken. Haar horen zwijgen. Wenen. Niet willen wenen maar wenen. Moeten ophouden met wenen. Je hoofd op tafel leggen. Roepen dat je niet van trottinetten moet weten, dat ze er zelf maar mee moeten rijden als ze zo fantastisch zijn. Een toontje lager moeten zingen. Jongeman worden genoemd. (...)'
Annelies Verbeke, Autoped 

Er was het verhaal van de jongen die zestien werd en een brommer wilde. Hij kreeg een fiets. Er is het verhaal van Annelies Verbeke over een fiets willen - en een trottinette krijgen. Het eerste verhaal hoorde ik enkel uit tweede hand. In de meeste versies bestond het slechts uit twee zinnen. 
Hoewel het gegeven van het tweede, zoals u merkt, licht verschilt, vertelt het precies hoe ik dat eerste verhaal altijd heb ingevuld. Of ingevoeld.
Het is een sterk verhaal, dat van Annelies Verbeke. Ze slaagt erin in nauwelijks een bladzijde een heel gamma gevoelens in de lezer te hameren. In zinnen die zonder uitzondering geen onderwerp hebben, en persoonsvormen die niet worden vervoegd. Dat werkt. Dat werkt zo goed, dat ik het meteen al met u wilde delen.
Ook Michael De Cock wilde dat, zo-even, in zijn literaire lezing op het colloquium 'Tijdgenoten' - zowel met literaire als met lezing had hij het moeilijk, zei hij, maar niet met het verhaal, ook al had hij dat niet zelf geschreven, 'al had hij dat wel gewild'. 
Hij vroeg zich af of het een kinderverhaal was. Hij nam zich voor het aan zijn kinderen voor te lezen, of ten minste aan één ervan. Ik vind het geen kinderverhaal. Het is niet omdat een kindperspectief en een step in één verhaal staan, dat het een kinderverhaal is. (Vroem vroem... boem is dat wel - maar dat is een ander, overigens schitterend, verhaal.)
Michael De Cock vond ook dat die bijzondere infinitiefvorm op iets hypothetisch wijst. Ik vind dat niet. Voor mij is die infinitiefvorm de uitdrukking van het 'voortalige', de vage vorm waarin de herinnering besloten ligt. Het onuitspreekbare ook, de poging om de herinnering te distantiëren van jezelf. 
Michael De Cock vond nog een pak meer, en - u dacht misschien heel even iets anders - ik vond het heerlijk, al dat vinden. Want met zijn springerige man-zonder-tijd-lezing zette hij me aan het denken. 
Zo was ik weer in evenwicht, want de lezingen ervoor hadden op mijn gevoel gewerkt. Is het vreemd, dat je tranen in de ogen krijgt - nu ja, tranen, laten we het vocht noemen - van enthousiaste boekenmensen? Dat je inwendig jubelt bij zo veel bevlogenheid? Dat je denkt: 'Ja! Daarom doe ik het ook! Voor die ene!' Die ene leerling die de illustrator wil weten van het boek dat je net hebt getoond, die ene leerling die naar zijn agenda grijpt terwijl je zit voor te lezen en daar, tussen lessen en taken, snel titel en auteur noteert, die ene leerling die je vertelt dat ze gisteren voor het eerst een boek heeft gekocht omdat jij daar de dag voordien uit voorgelezen hebt...
We waren daar met 180, hoorde ik. Een handvol nieuwe lezers maal honderdtachtig, dat maakt bijna duizend. En dat jarenlang, want eens bevlogen, altijd bevlogen. Ooit zijn we met velen.

‘Net op tijd van het plankje springen. Weer op het plankje gaan staan.'

(c) CC De Kern

Halverwege

Een collega schrijft me dat ze bij het openen van haar Hello Kitty-brooddoos aan mijn blogbericht denkt. Mijn moeder merkt op dat mijn laatste bericht alweer een week geleden is. Ikzelf voel hoe snel de woorden stollen. En ik begrijp plots waarom zo veel schrijvers wijzen op hun discipline. Een wak dat niet wordt opengehouden, groeit toe. IJs dikt snel aan. 
Ze zijn er dus niet zomaar, die rituelen, al nemen die doorgaans de vorm aan van uitstelgedrag. Lisa Bjärbo, een Zweedse jeugdromanschrijfster, schreef er onlangs over op haar blog 'Onekligen'. En Eva Mouton schetst het treffend in 'De Standaard der Letteren':


Zelf geraak ik vaak niet verder dan de thee. Daarna is de tijd op. Maar oefening baart ongetwijfeld kunst. Ja, toch?

zondag, februari 17, 2013

Een fluitje van een cent



Gisteren zag ik de Alverman (uit Johan en de Alverman, weet u wel?). Op een bankje speelde hij fluit. Nauwelijks enkele meters verder dribbelden basketspelers driftig heen en weer. Auto's vertraagden en trokken weer op, toeterden ongeduldig als het verkeer weer niet wilde vlotten. De Alverman speelde onverstoord verder. Tegen zijn benen leunden een drietal plastic zakken, waar hij zijn huis had ingestopt - een handvol dekens en een slaapzak. Hij zag er gelukkig uit, de man op de bank met de hoed en de fluit.
Hij keek niet op of om. Het fluitspel was niet bedoeld voor een publiek, vroeg niet om een aalmoes. Het was een cocon. Zolang hij blies, was hij in een andere wereld.
Toen ik nauwelijks enkele minuten later bij een verkeerslicht wachtte op groen, wenste ik me ook zo'n cocon. De auto waarin ik zat, kwam als harnas tekort. Een vrouw ging van portier tot portier, stak bedelend haar hand op naar de bestuurders. Onder haar arm hield ze een baby geklemd. Ook aan mijn raam kwam ze staan. 
Ik hield mijn blik strak op het stuur gericht, hoewel mijn huid probeerde tentakel te zijn, aangezogen door de baby en de vrouw. Geld geven wilde ik niet, ik wilde niet aanmoedigen dat hier, bij dit weer en op deze plek, een baby zijn eerste maanden doorbracht. Ik beeldde me in dat ik het raam zou opendraaien, zou zeggen: 'Geef me de baby, ik breng hem aan het eind van je werkdag naar je terug.' Ik wist dat ze het niet zou willen, dat de baby haar bonus was, de joker die ze inzette voor een spel dat ze nooit kon winnen. Ik hoopte dat de baby een pop was, dat het gezicht daarom zo goed tegen de vrouw lag aangedrukt, dat de muts en het winterpakje de pop moesten vermommen. Toen de vrouw na uitgerekte seconden verderging, keek ik haar in de achteruitkijkspiegel na. Ze trok de baby wat hoger op, een beweging die ik herkende, die ik zelf zo vaak had uitgevoerd, als de moegehuilde baby in je armen zwaar wordt van vermoeidheid, en jij probeert om eenhandig je werk verder te zetten. Een beweging die alleen een erg sluwe regisseur haar had kunnen bijbrengen. De baby was écht.
Op de radio speelde al die tijd muziek. Maar de toverfluit van de Alverman, die had ik niet.

donderdag, februari 14, 2013

Diepe gedachten

Wie er onder de grond woont, vraagt mijn dochter, terwijl we langs weiden en velden naar het volgende dorp rijden. 'Hoe bedoel je?' vraag ik. Voor de vampierenhype is ze nog te jong - en ongetwijfeld geef ik met deze bedenking prijs dat ik er zelf niet echt in meeging, vampieren lijken me bij nader inzien gewoon onder de mensen te wonen, of in een kast hooguit - en kerkhoven hebben we samen nog nauwelijks bezocht. 
Ik laat mijn vervolgvraag links liggen en ga zelf meteen verder: 'Dieren, veel dieren, een mol, en wormen en...' Erg ver geraak ik niet. Misschien omdat ik het gevoel heb dat dit niet het antwoord is dat ze zoekt. Dat het antwoord op haar vraag eerder in Abeltje zit, die met zijn lift door de aarde heen aan de andere kant uitkomt na eerst de halve wereld te zijn rondgevlogen. Of misschien nam haar fantasie een zelfde bocht als in Groeten uit het ondergrondse, waarin de doorgesneden kast van Hannes Van Severen aanleiding geeft tot een brief van de ondergrondse, die per ongeluk de slapende barones hebben geroofd en niet de geplande inhoud van de voorraadkamer:
'Nu zijn wij wel het een en ander gewend hier beneden. We hebben mollen, wormen, konijnen en ander ongedierte dat overal rotzooi maakt en ook onze buren zijn niet altijd aangenaam. Maar we hebben - met alle respect - nog nooit een schreeuwende barones gehad.'

Vandaag lees ik op Facebook een anekdote van een grootmoeder: 
Kleinzoon (4) is dinosauriërs aan het kleuren; vleeseters met scherpe tanden die mensen opeten! Als ik zeg dat er toen nog geen mensen waren, is het antwoord: ze eten mensen die nog in de grond zitten en nog niet geboren zijn, die stampen ze uit de grond met hun poten. Sommige mensen zaten heel diep zoals wij en zo zijn ze niet gevonden door de dino's.
Misschien is die fascinatie voor het ondergrondse wel eigen aan de leeftijd. Of - genoemde kleinzoon is een vriendje van de dochter - gonst de speelplaats van verhalen en geruchten. Bovendien moeten mensen toch ergens vandaan komen? 'Waar waren wij toen wij nog niet geboren waren?' is hier al vaker gesteld. Of de kettingvraag 'Ik kwam uit jouw buik. En jij uit de buik van oma. En uit welke buik kwam oma? En uit welke buik kwam haar mama dan?' Het is een vraag-en-antwoordspel dat erg lang kan duren. Maar bij de dinosaurussen? Neen, daar was ik nog niet geraakt.




maandag, februari 11, 2013

 Klankenkoorts
'Er was het lerarenkamertje waar ik naartoe moest. Daar lagen kerstballen in dozen. Ik koos de mooiste uit. Thuis tegen mijn moeder zei ik dat ik die gekregen had omdat ik zo lief was geweest. 
Er was de juffrouw die kind voor kind de kring rond vroeg: 'Weet jij waar die kerstbal is gebleven?' Ik zat op ongeveer driekwart van de kring en oefende op welke manier ik 'nee' zou zeggen wanneer ik aan de beurt zou zijn. Toen ik 'nee' gezegd had, zei de juffrouw dat ze kon zien dat ik loog.'
(Koerikoeloem, Tjitske Jansen) 
Aan liegen waag ik me niet. Nooit. Ik bloos al bij het idee dat de waarheid die ik zeg een leugen zou kunnen zijn. En toch is dit uiterst herkenbaar: op driekwart van de kring oefenen hoe je zal zeggen wat je moet zeggen. Het overkomt me op de eenvoudigste momenten, ergens waar in een vage kennismakingsronde mijn naam en nog wat zal worden gevraagd. Welke opleiding ik kreeg, wat ik doe in het leven, welk boek me laatst het meest is bijgebleven. Nochtans spreek ik graag voor groepen, kan ik uit meer dan een opleiding kiezen, las ik rekken vol boeken. En toch: het idee dat precies dat meest voor de hand liggende, mijn naam en nog wat, precies op dat moment aan me zal ontglippen jaagt mijn hart in galop. En dus probeer ik tussen het luisteren naar de anderen door, die naam en nog wat te herhalen - als een mantra. Wat doorgaans de angst alleen vergroot.
Ook hij is al even aan het wiebelen voor zijn hand de lucht in gaat: 'Vraag twee van b, mogen we die zo... uitbundig bespreken?' Ik gebied mezelf niet te lachen, niet te antwoorden dat hij op tafel mag dansen of zingen en lachen, zolang hij de anderen niet stoort bij hun toets. Ik knik en zeg, neen, een bondig antwoord volstaat. Wie zijn spreekangst overwint, die moet gerespecteerd worden.

zondag, februari 03, 2013

En zij las lang en gelukkig

Er was een tijd dat ik een T-shirt droeg met het opschrift 'Ik lees geen boeken, ik verslind ze.' Het T-shirt zou ik niet meer durven dragen - en het was ongetwijfeld ook in die tijd al erg fout, al was het een zwart T-shirt met tekst en waren zwarte T-shirts met tekst in -, maar het opschrift lijkt meer dan ooit waar. Nooit eerder kocht ik zo obsessief boeken aan, en nooit eerder had ik minder tijd om ze te lezen. Was het object geen boek, dan zou je van een ongezonde verslaving spreken.
Door het kopen lijkt het halve werk verricht: het boek moet vroeg of laat gelezen worden, want wat in de boekenkast ligt, dat lees ik - in ieder geval minstens deels. Boeken op lijstjes daarentegen, geduldig wachtend in een van de bibliotheken waarvan ik lid ben, tja die... 
Er was een boekhandel die we onmogelijk links konden laten liggen. En dus spendeerden we ruim anderhalf uur van ons kostbaar weekend-met-twee in de Dominicanenkerk van Maastricht. 


Ik kocht er Zwarte zwaan van Gideon Samson, een boek waarvan ik onder meer op 'Vertel eens' al las dat het me een opdoffer zal geven, en Koerikoeloem van Tjitske Jansen, van wie ik al eerder goede poëzie las.
Er was een avond waarop ik tussen het winkelwandelen en het Sjiek eten meteen verknocht geraakte aan dat boek. Het heeft een heerlijke titel, die erin slaagt een chique woord als curriculum te laten klinken als het kindervers ozewiezewoze wiezewalla kristalla kristoze wiezewoze wiezewis wis wis wis. En het wordt al voor de vierde maal herdrukt, nadat het in 2007 voor het eerst werd uitgegeven - wat, helaas, geen evidentie meer is in uitgeversland, al helemaal niet als het om iets ondefinieerbaars tussen poëzie en proza gaat, zoals Koerikoeloem is. Bovendien is het dun, en dus ideaal om mijn lijstje gelezen boeken snel aan te dikken. En staat het boordevol heerlijke mijmeringen die starten met 'Er was...'.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.

vrijdag, februari 01, 2013

De nagel op de kop

Potjes, zalfjes en een doosje chocolade glijden langs de scanner. Een bedrag wordt genoemd, een kaart bovengehaald, een code getikt. En dan... duikt de kassierster over de toonbank en trekt de hand van de klant naar zich toe. Dat gebeurt niet zoals een prins een hand aanneemt voor een handkus, eerder als iemand die een geldbriefje ontdekt en dat snel weggrist. 
'Mag ik die nagels zien?!'
De vrouw houdt haar hand op - wél als iemand die een handkus lijkt te verwachten.
'Helemaal bruin! In één kleur! Dan zie je die uitgroei zo snel! Neen... Ik heb Hello Kitty.'
Er wordt van handen gewisseld.
'Oh My God!' Ze spelt het met hoofdletters, en de toon zit helemaal juist: deze vrouw van een jaar of zestig klinkt net als de veertienjarigen bij mij in de klas.
De kassierster weer, zichtbaar tevreden: 'Mmm. Het moest écht cute zijn.'
Ook dat klinkt als veertien. Die vinden de film die ik hen toon ook nice -  en als het meezit ook de opdrachten die ik geef.

'Cute. Dàt is dan geslaagd,' zegt de klant, en ze dartelt de winkel uit.
Ik sta erbij en ik kijk ernaar. 
Terwijl ik een potje babyvoeding over de toonbank schuif, ratelt de verkoopster verder. 'Ik doe dit al zes jaar. Wat moet je dan nog kiezen? Mijn zoon mocht kiezen...'
'Dan werd het vast Cars?' opper ik, al heb ik van French manicure geen kaas gegeten, ik ben al blij dat ik weet hoe het ding heet.
Ze gaat onverstoord verder, haar zoon heeft smaak: iets met roos en glitters. 
In gedachten hoor ik weer Mieke Desmet, die op een studiedag over kinder- en jeugdliteratuur vertelde hoe Nijntje in Taiwan voor allerlei marketingdoeleinden wordt ingezet. Om koffie te verkopen, bijvoorbeeld. Aan volwassen vrouwen dus. En het werkt. Van Nijntje is ginds geen boek te vinden, maar dat ze cute is, daar zijn alle vrouwen het over eens. Nogal wat luisteraars reageerden een tikje ongelovig: was het geen marketingplan met de bedoeling de boeken te laten volgen?
Ach, over smaak valt niet te twisten. Manga lusten ze daar ook, maar toen een verbeterende leerkracht vanmiddag een tekening van een jong meisje in mangastijl op een agendakaft vond, kon ze daar alleen maar over zeggen: 'Dat moet toch vast een E-cup zijn? Of zijn dat twee emmers met een ijzertje tussen?'
Oh ja, het was een jongen die die mangameid getekend had. Geen idee wat zijn moeder doet.

dinsdag, januari 29, 2013

Oud nieuws

U weet dat ik voor - en in, en tussen - de klas sta. U weet ook, sinds die dag dat ik mezelf de biecht afnam, dat ik geen journaalkijker ben. Wie één en één optelt, kan vermoeden dat ook ik niet schitterend zou scoren op de test die studenten uit de lerarenopleiding voorgelegd kregen. Om u gerust te stellen: het valt nog mee, ik behaalde 11/15 (op de verkorte versie van De Standaard, weliswaar, voor de volledige had ik nog geen tijd, want leerkrachten hebben altijd een pak voorbereidingswerk, weet u wel - of dacht u dat dat kwam omdat ik, bij gebrek aan algemene kennis, voor elke les het hele net moet afsurfen?). 
Als student had ik die score wellicht te laag gevonden, maar nu, in het licht van het geheel, durf ik hem openbaar te maken. Want waarom staat  'parate kennis' plots gelijk aan kennis van de actualiteit? En waarom is het belangrijker dat ik weet hoe Netanyahu eruit ziet, dan dat ik weet wie hij is? Niet de onderzoekers wil ik hier met de vinger wijzen, wel de media. Terwijl idealistische docenten proberen om studenten een kritische houding bij te brengen, waarbij zaken, op basis van algemene kennis en zorgvuldig opzoekwerk, gewikt en gewogen worden, moet het daarbuiten altijd korter, altijd sneller. 
De hele rit van huis naar de dokter hoor ik speculeren wat koningin Beatrix zal aankondigen. Om zeven uur zou ze een belangrijke toespraak houden. Maar niemand kan het geduld opbrengen te wachten. Er wordt druk gespeculeerd over de inhoud, bijna is die bevestigd door 'betrouwbare kringen rondom het hof'. Bijna-nieuws is altijd belangrijker dan nieuws.
Doe mij dan maar... een boek. Non-fictie als u wil, want ook daar valt algemene kennis te rapen. Grondig gewikt en gewogen. Gereviseerd en gecontroleerd. In Europa (Geert Mak) en Congo (David van Reybrouck) wachten, onder de vele andere, al veel te lang om te worden uitgelezen. En laat ons hopen dat het fenomeen in de literatuur uitblijft. Stelt u zich eens voor: dan lezen we recensies voor het boek geschreven is, zorgvuldig gespeculeerd, bijna bevestigd door betrouwbare kringen rondom de auteur. 

zondag, januari 27, 2013

Leesweer

(Een dag of wat geleden)

Ik druk de deken nog wat aan, 'want het gaat vriezen vannacht'.
'Van het kraken,' antwoordt driejarige zoon.
Het vriest dat het kraakt: het is een uitdrukking die ik de laatste tijd niet heb gebruikt, al was ze de voorbije weken ongetwijfeld van toepassing. Ze moet vanuit de school zijn woordenschat zijn binnengesijpeld. Wanneer ik dat aan de juf vertel, licht ze even op. 'Je ziet dat er toch wel iets blijft hangen...'
Het is vanuit diezelfde hoop dat ik tassen vol boeken aandraag: romans, strips, prentenboeken ook. Want we mogen dan in een beeldcultuur leven, heel divers is die voor de meeste jongeren niet. Dus glibberde ik ook vandaag weer over het ijs, een goedgevulde tas in de hand, een andere over de schouder. Voor de ene klas heb ik wat nieuwe romans meegebracht, voor de andere enkele bundels met fabels. Ik lees de fabel van de schildpad en de gier, in drie versies. In één ervan (De hond, de haan en de jakhals) slaat schildpad 'in duizend stukjes schildpad te pletter'. Ze reageren net als de voorbije jaren: 'Zo gewelddadig!' - en: 'Dat is toch niet voor kinderen...' 
De derde klas kijkt naar de volle tas. 'Niet voor jullie,' zeg ik. Er golft een dubbele reactie door de klas. Van opluchting - geen opdracht, en van teleurstelling - gewoon les. Als ik open met een fragment uit Het hart viel binnen (James Meek - wat ik nu lees, weet u wel), is het toch weer niet zó gewoon. Iemand krabbelt de titel in haar agenda. Een ander vraagt me 'of ik nog zo'n filosofisch boek weet, zoals ze vorig jaar las, met die twee mannetjes.' 'Slaapkoppen?' probeer ik. 'Ja, dat!' Ik beloof erover na te denken.
Met minder boeken ga ik naar huis. Ze houden het tegen hun borst geklemd, als net veroverd speelgoed. Op de hoek van hun bank blijft het liggen. Af en toe klapt de kaft open en glijdt hun blik weg, zoals anders naar hun gsm. 'Ik wil écht dít boek lezen, mevrouw...'
Misschien drukken ze 's avonds hun deken wat aan. Het wordt leesweer.


zaterdag, januari 19, 2013

Kleurenblind

'Maar hoe kan ik dit nu schrijven?' Hij zwaait het blad met het stripfragment (uit Blacksad) wanhopig heen en weer. Op de openingsprent duikt een tijger in kostuum een cafétoog over. Glazen rinkelen de grond op. 'Ik moet een dynamische beschrijving geven en een statische.' Hij heeft het netjes geanalyseerd, dat wel. Eerst stuur ik hem met een kluitje in het riet, maar hij houdt vol: 'Een dynamische! En een statische! Tegelijk! Dat kan toch niet!'. Ik bind in, verzin een handvol zinnen om het tegendeel te bewijzen. Hij houdt zijn blik strak op de prent gericht en knikt, met tegenzin, begrijpend. Bij de volgende stap in de opdracht zal hij ongetwijfeld vinden dat strips sterker werken dan louter tekst, maar voor we zover zijn, gaat de bel.
Als ik 's avonds eindelijk aan dat nieuwe boek begin (James Meek, Het hart viel binnen - herinnert u zich het lijstje?), blijft die scène buiten beeld. Pas nu ik begin te schrijven, zie ik het verband. Want voor mij werkt het dus wel, tekst en louter tekst. Sneller dan ik kan lezen, zie ik het voor me:
'Door de metalen vensterlijsten van het oude betonnen gebouw zag ze de stroken van de zonwering, die schots en scheef werden geduwd door planten in potten, stapels vergeeld papier en oude plastic modellen van de werkwijze van parasieten, geschilderd in de voor het atoomtijdperk typerende kleuren zeegroen, crème, tongroze en nierbruin.' (Het hart viel binnen, James Meek, p. 67)
En meteen daarna, of ergens daartussen, in een soort parallel bewustzijn waar ik naast lezer ook metalezer ben, het besef dat de modellen uit de biologieles net zo modegevoelig zijn als de muren in mijn woonkamer. Dat wat ik voor waarheidsgetrouw hield, niet meer is dan een trendkleur. Uit het atoomtijdperk, althans volgens auteur James Meek - of zijn verteller.
Dat had een vakje uit een stripverhaal mij niet kunnen vertellen. Of toch? Ik neem me voor voortaan nog aandachtiger te kijken. Naar het stripverhaal. En stiekem mee over de schouder van mijn dokter, als die naar oren of keel van de kinderen kijkt. Zie ik daar geen glimp koraalrood?


maandag, januari 14, 2013

Ten minste houdbaar tot

Gisteren klonken ze nog door mijn hoofd, de zinnen die ik hier zou neerschrijven. Ze waren daar al enkele dagen aan het echoën, want in het zoeken naar een nieuw werkritme schoot neerschrijven erbij in. Ze echoden er zo lang, dat ik me begon af te vragen of woorden een houdbaarheidsdatum hebben.
Ja, blijkt nu. Want net als een echo uitsterft, is vannacht ook een deel van wat ik wilde schrijven verdwenen. Pof. In rook opgegaan.
Alleen dat ene beeld blijft overeind: van de man die een peer schilt. We slaan een praatje, maar de inhoud gaat aan mij voorbij - zoals wanneer je ergens aankomt met de wagen, en je niet meer weet het traject te hebben afgelegd. Mijn aandacht ligt bij de peer, bij het mes dat vlot door de peer glijdt tot er op de rand van de kopieermachine vier gelijke delen liggen, zo gelijk dat je je bijna niet kan voorstellen dat ze samen één peer vormden. Waar eens het klokhuis zat, zit nu een holte, een glooiing als de kom van een hand. De bruingroene schil steekt af tegen het witte toestel waarop ze liggen. En dan, net voor de man de stukken peer weer opneemt, is het gesprek afgelopen en draai ik me om. En de hele tijd blijf ik me afvragen: at hij ze op mét schil? Of hapte hij de delen leeg? Drupte er sap over de rug van zijn hand?
Ik weet bij voorbaar dat het me niet zal lukken het beeld in woord te vatten. Dat zoiets is weggelegd voor schilderijen.  Zoals die van Edward Hopper. Of Jan De Maesschalck. Of voor een film zoals Girl with a pearl earring (ik moet nog altijd eens nagaan of ook het boek van Tracy Chevalier zo boordevol stillevens zit). Nochtans zijn er die het kunnen: Peter Verhelst schreef eindeloos zinnelijk over een restaurantbezoek in Het spierenalfabet. Vooral het beeld van de sinaasappel is me bijgebleven. Nu ik het nalees: ook daar 'valt de schil in vier gelijke delen open' (p. 33).

zondag, januari 06, 2013

Hoog bezoek

Soms glippen boekpersonages langs de achterdeur naar binnen, zomaar, zonder hun verhaal. Zoals 'Meisje'. Ze was me opgevallen op een van de prentkaarten op de stand van De Eenhoorn (de uitgeverij die zo veel sterke illustratoren in haar fonds heeft, al gaat Lannoo aardig in de tegenaanval), en mocht mee naar huis. De oudste hier zou vast wel wat in dat ferme, rozige meisje zien, dacht ik. 
Intussen wandelde ook het boek hier binnen. Langs de voordeur, zoals dat hoort. En in geschenkpapier. Even stuitte het op weerstand - 'Mama, jij koopt ALTIJD boeken voor mij!' - maar die duurde niet lang. Er zit immers een cd bij het boek, en muziek, dat is geweten, verzacht de zeden. Nu durven cd's bij boeken wel eens tegenvallen, en spelen ze soms niet meer dan de rol van Samson op de hespenworst: koop mij! Maar niet hier: Buurman leest een boek (Koen Van Biesen) is schitterend 'verklankt'. Zo aanstekelijk dat het melodietje al de hele avond door mijn hoofd zingt - of bangt, of bonkt.
Nochtans hoorde ik vandaag nog iets veel sterkers. Muzikaal kan ik dat niet evenaren, zelfs niet stilletjes in mijn hoofd, maar de beelden schuiven nog steeds langs in mijn hoofd en ik heb me - ja, een beter woord kan ik niet vinden - gelaafd aan deze voorstelling. Prinses Turandot zet de weg naar opera wagenwijd open, voor iedereen, niet alleen voor die 4-plussers uit het programmaboek. Gaat dat zien, gaat dat zien!
En dan bleek bij het buitengaan dat ze nu ook in een boek zit, met illustraties van Ingrid Godon, uitgegeven door Lannoo. Mét cd. Zal ik de prinses alvast op de koffie vragen?




donderdag, januari 03, 2013

Groot nieuws

Ik beken (dat is nu al de tweede keer hier, op enkele dagen tijd): ik ben geen journaal-kijker. Kranten lees ik internetgewijs: scrollend en scannend. Nu en dan pik ik toch wat berichtgeving op, op de radio, tijdens de korte momenten in de auto, verborgen in een krant, onder een treffende kop. Erg interessant is dat. Gisteren nog: Sven Nijs lag ziek te bed. Hoe het nu met hem was, wilde de verslaggever weten. Minutenlang lichtte zijn coach dat toe. Hij klonk erg verkouden, dichte neus, veel snot ook. Te belabberd om te trainen. Of vandaag: 'Op verschillende plaatsen zijn heel wat koopjesjagers gesignaleerd.' Alsof het een nieuwe diersoort is. Maar waar? En hoeveel? Een journaal verder weet men al meer: dat sommigen zich echt hebben voorbereid, recht naar de rekken lopen, en betalen. Anderen moeten nog passen.
Kom nu. Wil iemand een boek?

Ochtendmoois

De regen talmt. Nog altijd kleven druppels aan de ruiten en ziet de straat eruit 'alsof die net is gedweild' - zo merkt de oudste op. Twee oudjes laten het niet aan hun hart komen: met de handen in elkaar geslagen stappen ze over de stoep. De man heeft ook zijn tweede hand over hun verstrengelde handen gedrukt, als om te benadrukken dat het geen toeval is, niet alleen een middel om overeind te blijven op de gladde straat. Meer nog dan die hand bezegelt hun gesprek de liefde. Ze gaan er erg in op, in dat gesprek. Over het weer hebben ze het niet. Ze praten over grote zaken, over hoe ze in het leven staan of waarom iets mooi is. Tenminste, dat is wat ik lees in hun gezichten. Ogen luisteren er net zo hard mee als oren. Bijna likken ze de woorden van mekaars lippen. Op de radio zingt 'The Isbells': '... and the morning always brings something beautiful.'