donderdag, november 29, 2012

Het boek bis

Mensen gaan dood. Altijd weer. En altijd te vroeg. Nooit vinden we de juiste woorden. Omdat er voor verdriet en troost geen woorden zijn, zegt men. Is het gek dat ik net dan de taal in duik, op zoek naar nog meer woorden, andere woorden, woorden van anderen? Misschien kom ik precies daar dicht bij de kracht van literatuur: in de herinnering aan wat geschreven is. Ik schuif van boekenkast naar boekenkast, tast teksten af - gedichten van Charles Ducal, de krachtige bundel Waar ik naar verlang vandaag van Van Coillie en Lams, de zuinige woorden van Miriam van Hee. Erg vaak vind ik niet wat ik zoek. Of toch. Want daar, in die herkenning, begint ook de ontdekking. Het gevoel dat een gedicht achter liet, strookt lang niet altijd met wat daar staat. Alsof de tekst een trui uittrekt, en er anders uitziet dan ik eerst had gedacht. 
Het is een van de heerlijkste tijdverdrijven: schuimen langs de boekenkast. Zien wat je reeds lang bekeken had. Opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Daarnet, toen de zon gul door de ramen naar binnen scheen, bedacht ik: en wat als morgen alle auteurs de pennen en toetsenborden en spraakcomputers en wat dan ook moeten neerleggen. Wat als er vanaf morgen niets nieuws meer verschijnt? (Wat ik hoegenaamd niet wil, natuurlijk, maar dat terzijde.) Ook dan zal ik niet alles kunnen lezen, wat ik lezen wil. Het was - vreemd genoeg - een geruststellende gedachte. 'Er is nu. Er is tijd (...)' Wie schreef dat ook weer?

Geen opmerkingen: