maandag, december 31, 2012

I'm lucky

U zult vast met me lachen, als ik beken dat ik nu pas heb ontdekt dat ze niet verdwijnen, die doodles van Google. De 'I'm lucky'-knop onderaan de zoekbalk had ik tot nog toe angstvallig vermeden. Was me te verdacht. Maar nu, op de laatste dag van het jaar, werd ik er dan toch naartoe gezogen - als was het een krasbiljet van de loterij. En ik heb gewonnen!
U ook, trouwens, want nu kan ik u alsnog wijzen op die fantastische doodle voor de 200ste verjaardag van de sprookjes van Grimm. Wit als sneeuw, zwart als inkt, het bejubelde boek van Vanessa Joosen over diezelfde sprookjes, staat (gesigneerd, alleen al daarom ben ik het lezen verplicht) geduldig in het rek op me te wachten. Zo zijn sprookjes nu eenmaal: geduldig. Vroeg of laat duiken ze weer op.
Lijkt me geen slecht motto voor het komende jaar: wat je echt wil, komt vroeg of laat wel weer bovendrijven. 

Een traag 2013 gewenst!


zondag, december 30, 2012

Taalarchitecten

Late avonden en drukke vakantiedagen eisen hun tol. In beide kampen. En dus beantwoord ik het gejengel van de kinderen met het - toegegeven, weinig vindingrijke - 'Ik ga jullie allemaal... in een kast steken.' Dat beletselteken staat er niet zomaar: ook in werkelijkheid hakte ik de zin in twee. Niet omdat het me aan ideeën ontbrak, maar omdat ik even als een echo van mijn eigen kindertijd dreigde te klinken. 'Verkopen,' durfde mijn moeder wel eens aan die beginzin toe te voegen. Als kind was ik nooit  helemaal zeker dat dat dreigement onuitgevoerd zou blijven. En ook nu, zelf moeder, kies ik toch maar liever voor het zekere: die kast, daar haal ik ze over een minuut of wat wel weer uit. 
Vreemd toch, hoe taal in ons hele wezen verankerd zit. Dat niet alleen de woorden klaarliggen, maar ook hele voorgemetste zinnen. Best mogelijk dat wat ik hier schrijf niet door mezelf is ontworpen, enkel opgebouwd naar het voorbeeld van een ooit opgeslagen grondplan. 
Er was een tijd - bij nader inzien duurt die nog voort - dat ik niet erg mee was met populaire cultuur. En dus duurde het erg lang voor ik doorzag dat de helft van de uitspraken van die ene jongen uit gestolen zinnen bestonden. 
Ook hier in huis stelen ze maar raak. Daarnet nog, in het heetst van het spel, een discussie tussen twee playmobilfiguren:
- Ik ben BOOS, HOOR!
- NEE, IK BEN HET BOOST!
- ... van het land.
Of ze dit uit de Disney-vertolking of uit de originele versie plukten, moet u henzelf vragen.



zaterdag, december 29, 2012

Rijgen

Van alle vermogens van onze brein, vind ik het vermogen te associëren misschien wel het allerleukst. Dat ik koffie maak - die ene koffie per dag, net na de middag, om mezelf even halt toe te roepen -, dat ik daar een stuk chocolade aan toevoeg, ingegeven door ons bezoek aan Boon, en ik daardoor niet alleen de koffie proef die ik zoëven heb gemaakt, maar, veel meer nog, de koffie die ik gisteren heb geproefd. En dat ik daar dan dat hele statige, warmbruine interieur bij zie, dat ik me herinner hoe mijn moeder me vertelde dat haar moeder, als er bezoek kwam, een stukje chocolade bovenop de gemalen koffiebonen legde, en hoe ik bijna gelijktijdig weer in de keuken van mijn grootouders ben, al is dat niet de keuken waarin de koffie voor het bezoek werd geschonken. Dat dat allemaal kan in enkele seconden. Dat u, de lezer, nu misschien ook koffie ruikt, hoewel er in het hele huis geen kopje te vinden is. Dat literatuur precies zo werkt. Heerlijk toch?

dinsdag, december 25, 2012

Kerstkindjes

Bijna dagelijks doorstaan we de verleidingen van de met lekkers volgestouwde bakkerij wat verderop - en dus durven we in het weekend wel eens zwichten. Een met suikerfiguur versierd kerstbrood ontlokt enthousiasme: het suikerfiguurtje wordt voor het - weliswaar niet meer pasgeboren, maar toch nog echt baby - zusje aanzien. 'Dat is Jezus,' zeg ik. 'Jezus?' Het wordt tijd om het kerstverhaal een plaats te geven tussen de voorleesboeken. Maar of de kinderbijbel uit mijn eigen jeugd, in een vertelling van Alfons Timmermans, daar nu het beste middel voor is? Bij een bezoek aan een kinderboekenwinkel in Nijmegen een tweetal jaar geleden zag ik een heel rek vol kinderbijbels. Moet ik me maar eens in verdiepen, want voor het heerlijke Wat de ezel zag van Frank Adam en Klaas Verplancke zijn ze nog enkele jaren te jong.
Intussen blijft het buiten pijpenstelen regenen, en lijkt het verhaal van de ark van Noah aan prioriteit te winnen. Gelukkig is de zoon helemaal wild van boten, en mogen bij hem altijd alle speelgoedfiguren mee.

Zalig kerstfeest!


maandag, december 24, 2012

Onderweg

Soms kom ik in tijden het dorp niet uit. Waarom zou ik ook? Alles wat een mens nodig heeft; ligt op wandelafstand. Net als vroeger, denk ik dan. Alleen komen de producten van overal aangevlogen. De jaarlijkse - weer eens te laat geopende - jacht op kerstgeschenken dreef me toch het dorp uit. Dat werd grappig: ik zag hoe een ijverige landbouwer zijn lading verloor omdat het te hoog gestapelde hooi niet onder de brug paste, ik zag hoe zijn kompaan zich in het zachte hooi uitstrekte terwijl het onder politietoezicht aan de andere kant van de brug weer werd opgestapeld, ik zag hoe twee boeven een gammele laadbak overvielen omdat het in zorgvuldige letters geschilderde woord 'gold' hen lokte - of, neen, dat laatste zag ik niet écht: het speelde in een door Lucky Luke geïnspireerde stijl door mijn hoofd zodra ik hem zag, die vrachtwagen met afgebladderde laadbak, en daarop in witte handgeschilderde letters 'gold'. Maar het was in elk geval echt genoeg om daar bij het verkeerslicht, achter het stuur van de wagen, grinnikend te wachten tot het licht weer op groen sprong.

donderdag, december 20, 2012

Als marktkramer geboren

'Dames! 't Zijn goeie kousen, dames!' Kousen klinkt als 'kasen', en het geheel klinkt net zo mechanisch als het  pratende rendier dat ongetwijfeld ergens een kerstboom vergezelt. Hoort die man dat eigenlijk nog zelf? Moet hij, heel even maar, een drempel over om zo luid te roepen dat zijn stem tot bij de zich voorthaastende marktbezoeker geraakt (het regent immers, dus er is nauwelijks volk en wie er is, treuzelt niet)? Of gaat het net zo vanzelf als wanneer je autorijdt: je ziet een rood licht en, hop, je bent al aan het remmen? En gebeurt het dan ook wel eens wanneer het niet hoort? Een vrouw steekt de straat over terwijl hij onkruid staat te wieden en daar floept het zinnetje zijn mond uit: 'Dames! 't Zijn goeie kousen, dames!'

maandag, december 17, 2012

Een kamer uit de boeken

Ik heb er stilaan een aparte kamer voor nodig, voor al die spullen waarmee ik de kamer van de oudste zou opfleuren. Bijna drie jaar heeft ze die, en nog altijd zijn de muren blank (op een enkel decoratiestukje en een grillige potloodlijn na, waarmee ze zelf had geprobeerd om de situatie wat recht te trekken). Ik kocht een lap stof - vol verhaalstof - bij Ikea, een (Nederlandstalige!) abc-poster, verzamelde prenten van Pippi Langkous en Lacombe's Sneeuwwitje, sleepte kleurrijke kaders aan... en borg alles weer op.
Iets fluisterde me in dat dat alles in één zet zijn plaats moet vinden. De totale metamorfose, een 'voor en na' uit de boekjes waardig. Maar waarom? Brengt één keer uitzinnige vreugde meer vreugde dan een opeenstapeling van kleinere momenten van verrukking? In 19 keer Katherine van John Green werkt Colin, het hoofdpersonage, een wiskundige formule uit voor zijn relaties. Dat vergt behoorlijk wat herzieningen, gepruts met vergelijkingen en onbekenden. En allicht laten emoties zich ook niet zomaar optellen. Eerder vergaat het hen als water: ze verdampen, condenseren, slaan weer neer. Net zoals dat met herinneringen gaat. Die durven ook wel eens valsspelen. En dan begint het me plots te dagen: ergens, ver weg, in de humuslagen van mijn leesverleden, schuilt die immense verrukking om de allermooiste kamer. Niet ik had die gekregen, maar Lisa, Lisa uit Bolderburen. 
'Ik schreeuwde het uit, zo blij was ik. Ik vond het 't mooiste verjaardagscadeau dat ik ooit had gekregen. Vader zei dat moeder hem bij het toveren geholpen had. Vader had het behang getoverd. O, wat een mooi behang met een heleboel kleine boeketjes erop! En moeder had de gordijnen voor de ramen getoverd. Vader had 's avonds, ginds in de werkplaats, een kastje, een ronde tafel, een boekenplank en drie stoelen voor mij getoverd en alles wit geschilderd. Moeder had de lapjeskleden getoverd die op de grond lagen en rode, gele, groene en zwarte strepen hadden. Ik heb zelf gezien hoe zij ze 's winters weefde, maar ik kon toch niet weten dat ze voor mij waren. (...) O, wat was dat toch een mooie kamer - mijn kamer!' (De kinderen van Bolderburen, Astrid Lindgren)
Voor die kamer heb ik dus best nog wat tijd. Tot ze jarig is. Of ik haal al die spullen toch keer per keer uit, en lees haar De kinderen van Bolderburen voor. Dat worden dan vele momenten van verrukking en één keer plaatsvervangende uitzinnige vreugde. Dat kan niet anders dan een mooie herinnering opleveren, toch?


vrijdag, december 14, 2012

Over het nut van vervoegingen

U weet het al: ik lees Wat er van het leven overblijft. En het beklijft, al bots ik nu en dan met onhandige vergelijkingen. Om in de luttele leestijd zo veel mogelijk van het boek te - ja, wat? schrokken?, durf ik wel eens vals te spelen. Dan lees ik zo snel dat het bijna diagonaal wordt, en het niet anders kan of details vertroebelen. Tot de taal zelf scheidsrechter wordt. Op pagina 59 roept ze me halt toe. Het duurt nog een zin of vijf voor ik stop, als een trein die maar langzaam tot stilstand komt. Mijn blik glijdt weer omhoog, tot waar een 'n' ontbreekt. Tenminste, dat is wat ik geloof. Als er 'twee traditioneel Skånse piramidecakes' in de auto zitten, dan moet het 'dienden' zijn en dat is niet wat er staat. Een onoplettende redacteur? Gehaaste vertaler? Ik lees nog eens '(...) blij dat ze (...) als buffer diende', en het vergt me nog een hoop achteruitlezen voor het plaatje klopt. Niet de cakes vormen de buffer, maar Hedda zelf, die tussen haar broer, chauffeur, en haar vriendin in zit op de voorbank. De spullen liggen op de achterbank. Nu het beeld klopt, kan ik verder. Blij dat die 'n' als buffer diende.


De keuze van de lezer

Er ligt, net als altijd, een stapel boeken klaar. Alleen is hij hoger dan anders: ik ben jarig geweest en kreeg, wat schoorvoetend geschonken, bang voor het oordeel van de lezer als wie ik geboekstaafd sta, boeken cadeau (Vanessa Diffenbach - De verborgen taal van bloemen, Richard Ford - Canada, John Banville - De zee, Sigrid Combüchen - Wat er van het leven overblijft). In de boekenkast wacht nog een dozijn andere boeken. Het lijstje 'te lezen' in mijn agenda groeit sneller aan dan ik het wegwerken kan. In de boekenwinkel zag ik nog een stuk of wat andere boeken die ik een plaatsje op de plank wil schenken (ik verheug me bijvoorbeeld ontzettend op de aanschaf van de nieuwe James Meek omdat zijn Uit liefde van het volk me jaren geleden zoveel leesplezier verschafte). Ik kocht de pocket (nu ja, die klepper krijg ik geen enkele zak weggedrukt) van Anna Karenina, omdat een mens nu eenmaal zijn klassiekers moet kennen. Toch ben ik geneigd die nieuwe stapel eerst weg te werken. En dus laat ik op een avond alles links liggen (nadat de kinderen in bed liggen, wel te verstaan - die laten zich nu eenmaal niet links leggen), en begin in Wat er van het leven overblijft. Iets zegt me dat dit boek precies bij de tijd van het jaar past. Wat klassieker, wat trager, niet te zwaar op de hand. Waarom denk ik dat? Laat ik me misleiden door de ondertitel 'Een damesroman', die een veredelde vorm van chicklit lijkt te suggereren? Of ben ik net geïntegreerd door het contrast met het daarnaast in kleinere letter afgedrukte 'Winnaar van de belangrijkste Zweedse literaire prijs' (de binnenflap bevestigt mijn vermoeden dat dat de Augustpris is), waardoor 'damesroman' bijna ironisch moét zijn? Of slaat mijn dorst naar al wat Zweeds is precies in deze kerstperiode keihard toe en hoop ik die met een boek te lessen?
Wat het ook is, de keuze is reeds lang gemaakt. Niet ik bepaal wat ik zal lezen: een handvol recensenten heeft dat reeds lang voor mij bepaald. Steeds weer laat ik me leiden door wat De Standaard der Letteren me voorschrijft. Omdat ik nu eenmaal niet zelf het overzicht kan bewaren. Omdat het oordeel van Mark Cloostermans, om er maar een te noemen, me zelden ontgoochelt. En toch. Eens weg van al het bekende, zou dat niet fijn zijn? En dus begin ik bij die stapel van mijn verjaardag. Speciaal voor mij gekozen. Door mensen die schoorvoetend schenken - 'Ik heb het toch maar gedurfd een boek te kopen.'. Dat lijkt me een dapper begin.

dinsdag, december 11, 2012

Wenteltijd

We stalen vandaag wat tijd, en trokken naar Hasselt. Daar zouden we naar de tentoonstelling van Rébecca Dautremer in het Literair Museum gaan, maar we vergaten in ons enthousiasme na te gaan of dat op dinsdag geopend is. Niet, dus. Geen nood, van de illustraties kunnen we dankzij Het kleine theater van Rebecca ook thuis genieten, en voor de tentoonstelling keren we vast nog eens terug. Bij die tweede poging mogen de kinderen mee, maar het boek houd ik nog even buiten hun bereik - beetje bang dat knipgrage zoon zijn eigen interpretatie aan dat ongelooflijk fijne snijwerk zal willen geven.
Het mooie aan die gesloten deur was nog meer tijd, die we met heerlijk nietsdoen verkruimelden over de stad. En daar, achter de houten poort van het voormalige begijnhof, vonden we nog meer tijd. Die zat speels en ironisch verpakt in de 'Time is funny'-tijdmachine van Jenny Stieglitz. Zonder het te beseffen kwam ik haar al vaker tegen: in de spandoeken van collectief Janny die ons al bij het binnenrijden van de stad waren opgevallen, in de nieuwe designcartoon van Actief Wonen en in de schitterende citypocket Proeven van Genk. O, wat word ik blij van zulke ontmoetingen. Dat er zo veel moois en creatiefs bestaat, daar ga ik helemaal van tintelen. Van pure goesting. 
En als ik Jenny ooit eens echt ontmoeten, moet ik het haar vast en zeker vragen: of Findus bij het bedenken van die tijdmachine niet tegen haar voeten lag te spinnen, en of Pettson niet mompelend zijn zegen gaf.



maandag, december 10, 2012

Dwergboompje

Ooit kreeg ik de verantwoordelijkheid voor een culinair magazine. Maar, hoewel mijn baas niet twijfelde aan mijn capaciteiten, als hoofdredacteur kon ik niet functioneren. Te jong, vond hij. Ik - jong en ambitieus - zag daar geen graten in. Als ik nu foto's van mezelf op die leeftijd bekijk, begrijp ik wat hij bedoelde. Hoe kan zo'n 'snotneus' vertrouwen wekken bij de rijpere hobbykok? Achter de schermen mocht ik gerust het werk doen, maar die foto onderaan het voorwoord, daarvoor viel iemand anders de eer te beurt. 
U vindt het ongetwijfeld een vreemde vergelijking, maar onze kerstboom overkomt vandaag net hetzelfde. Hoe kan zo'n 'prutske' nu het bos vertegenwoordigen? Laat staan de hele kerst? Zijn dennennaalden verliest hij evengoed al na één dag en wie hard snuift, ontdekt een zweempje hars, maar de kerstsfeer? Neen.
Aan de Facebookfoto's te zien kampen wel meer mensen met de juiste lengte van de kerstboom. Vaak is die potsierlijk groot. En al hoefde onze boom nu niet meteen het recente verflaagje van het plafond te schrapen, te klein is ook maar niets. Nooit eerder hadden we zo'n klein exemplaar in huis. Wie er voorbijgaat, blikt recht in de kruin, op de openvallende dennentakken. Ik voel me er ongemakkelijk bij - alsof je een kleinere vrouw recht in de decolleté kijkt en niet weet waar je je blik moet richten als je niet gewoon onbeleefd de andere kant uitkijkt. En dus overweeg ik voorzichtig de aanschaf van een tweede boom. Een die, wijs en rijp en vooral een tikje groter, waardig de ster en de kerstlichtjes kan dragen. Een die zich niet meteen in de kaarten laten kijken. Een boom met ballen, quoi.

donderdag, december 06, 2012

Twee ogen en een mond

Het sneeuwt weer. Speelsporen zijn toegedekt, een sneeuwman staat naar het raam toegekeerd en kijkt vanonder zijn hoed, een bloempot, nieuwsgierig naar binnen. Koud lijkt hij het niet te hebben, al zijn zijn armen, twee dunne takken, en neus, een wortel die niet door Slechtweervandaag werd verorberd, bedekt met een wit laagje. Het is alsof ik zelf in zo'n glazen sneeuwbal zit: precies zo dwarrelen de vlokken, traag, wat aarzelend zwevend, alsof de weg naar beneden niet helemaal duidelijk is.
'Of een sneeuwman echte ogen kan hebben,' vraagt de oudste me voor het slapengaan. Ze wil de tijd met mama wat rekken, en bedenkt vragen die hoognodig gesteld moeten worden. 'Twee vraagjes', zeg ik. 'Vijf!' biedt zij - zoals gewoonlijk - tegen me op. Ze gaat nog even door met vragen - of walvissen mensen eten, of er een lampvis bestaat... - tot ze middenin het verzinnen stopt. 'Zo. Nu heb ik er vijf gevraagd.'
Het is een truukje als een ander natuurlijk - al vind ik dit, toegegeven, leuker dan water of zakdoeken aandragen - maar dat van de sneeuwman, ja, dat was écht wel nodig. Om boze dromen een stapje voor te zijn. Ik heb haar gerustgesteld - al voelde ik zelf iets van twijfel. Want De sneeuwman van Briggs, die moet toch echt nog eens door ons leesuurtje wandelen. En die daar buiten in de tuin, hoorde ik die niet zonet zachtjes grinniken?


dinsdag, december 04, 2012

Sneeuw enzo

'Kijk,' zegt ze tegen haar jongere broer, 'daar achter die wolken ligt de zon te slapen.' We rijden huiswaarts, een oranjeroodomrande wolk tegemoet. En dat de wolken ijs zijn. Sneeuw, vindt de ander. Helemaal eens geraken ze het niet, maar ik vind het allang fantastisch dat ze zich zo aan de natuur vergapen. 
Zoals die keer aan zee, toen zoonlief vroeg even te wachten en hij heel geduldig achterom bleef kijken, naar een meeuw die ging pootjebaden in een waterplas, tegen het decor van een ondergaande zon.
Of dit weekend nog, toen een specht in de tuin een schijnbaar onstopbare huilbui kon stilleggen. 
Tot nog toe dwaalde ik 's avonds, als rust over het huis komt liggen zoals sneeuw dit weekend over de tuin, graag even door Roodwaternacht. Misschien wordt het tijd om dat samen te doen?



vrijdag, november 30, 2012

Hij komt

Vier jaar is ze. En tot drie keer toe vroeg ze me 'of er echt een Sinterklaas bestaat'. Tot drie keer toe heb ik dat bevestigd, al voel ik me zo langzamerhand erg leugenachtig. Waarom wil ik dat mijn kind per se het verzinsel gelooft waarvan ik over enkele jaren per se zal willen dat ze de waarheid achterhaalt?
O, ik weet het wel: omdat de voorpret, verwachting en spanning rond de sint me veel meer plezier hebben bezorgd, dan de vaststelling dat hij niet bestond me heeft ontgoocheld. 
Ik denk trouwens te weten vanwaar haar achterdocht komt: de vele verhalen maken haar wantrouwig. Want waarom zou de sint bestaan als monsters, draken, kabouters en al die andere verhaalfiguren niet bestaan? Waarom zou deze echte man zo veel aandacht krijgen in boeken en films als hij niet net als die anderen verzonnen is? Het is heerlijk toeven in de wereld van Dematons' Sinterklaas, of fantasierijk meedenken met de ontwapenende vragen van Bart Peeters in Dag Sinterklaas. Maar of hij daarom ook echt bestaat? En dus speelt ze op zeker, en kiest bij de bakker resoluut voor een chocoladefiguur. Je weet maar nooit dat hij in ons huis niet binnen geraakt.

donderdag, november 29, 2012

Het boek bis

Mensen gaan dood. Altijd weer. En altijd te vroeg. Nooit vinden we de juiste woorden. Omdat er voor verdriet en troost geen woorden zijn, zegt men. Is het gek dat ik net dan de taal in duik, op zoek naar nog meer woorden, andere woorden, woorden van anderen? Misschien kom ik precies daar dicht bij de kracht van literatuur: in de herinnering aan wat geschreven is. Ik schuif van boekenkast naar boekenkast, tast teksten af - gedichten van Charles Ducal, de krachtige bundel Waar ik naar verlang vandaag van Van Coillie en Lams, de zuinige woorden van Miriam van Hee. Erg vaak vind ik niet wat ik zoek. Of toch. Want daar, in die herkenning, begint ook de ontdekking. Het gevoel dat een gedicht achter liet, strookt lang niet altijd met wat daar staat. Alsof de tekst een trui uittrekt, en er anders uitziet dan ik eerst had gedacht. 
Het is een van de heerlijkste tijdverdrijven: schuimen langs de boekenkast. Zien wat je reeds lang bekeken had. Opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Daarnet, toen de zon gul door de ramen naar binnen scheen, bedacht ik: en wat als morgen alle auteurs de pennen en toetsenborden en spraakcomputers en wat dan ook moeten neerleggen. Wat als er vanaf morgen niets nieuws meer verschijnt? (Wat ik hoegenaamd niet wil, natuurlijk, maar dat terzijde.) Ook dan zal ik niet alles kunnen lezen, wat ik lezen wil. Het was - vreemd genoeg - een geruststellende gedachte. 'Er is nu. Er is tijd (...)' Wie schreef dat ook weer?

zondag, november 25, 2012

Ssst

Het waait. De wind rukt en duwt, zuigt en blaast, raapt zichzelf bij mekaar en schudt zich weer uit over de straat. Het lukt me niet hem naar de achtergrond te dwingen, hij tolt door mijn hoofd en hoopt er de gedachten op als een pak dorre bladeren. Wind brengt onrust. Dat voelt ook de jongste in huis, die maar blijft wroeten in haar kleine babybed.
Hoe doen boeken dat, bedenk ik. Hoe brengen zij die onaflatende beweging in beeld, dat eindeloos geruis. Zo zoekend naar slaap, komt enkel de verstilling in me op. Hoe de hond uit De paraplu (Ingrid & Dieter Schubert) zijn poot optilt. Nu, bladerend door het boek, zie ik dat het stevig stormt, daar op het beginbeeld. Bijna hoor ik de wind ook ruisen. Maar al snel wordt de hond naar hogere luchtlagen gevoerd, waar het rustiger toeven is. Ook de illustrator van Angèle de Verschrikkelijke (Tine Mortier & Bert Dombrecht) wisselt rust en beweging af. De storm is in de verte op komst, of net voorbij. Een enkele keer waait hij in volle woede, zoals daar in dat bos, waar geen dier stil blijft staan. Zo ging het hier vannacht te keer, denk ik, zoals daar in dat bos. En ik neem me voor voortaan zoals die ene vogel te zijn: ongenaakbaar gezeten op de tak van een gewei. Tegen de windrichting in kijkt hij. Misschien hoort hij de stilte al. Want altijd volgt stilte. Maar eerst de storm.

zaterdag, november 24, 2012

Echte mannen weten waarom

Ik blijf haken aan een zin (nog altijd in Verstrooiingen, want zo gaat dat met zo'n boek. Je leest het met mondjesmaat.). Niet omdat die zin me treft, maar omdat hij me stoort. 'Dat jeukt mijn verbeelding.' Zo staat het er (p. 114). Een sprekend beeld, dat wel. Maar 'jeuken', was dat niet een onovergankelijk werkwoord? 'Kriebelen' had gekund. En 'kietelen'. Maar niet 'jeuken'. Waarom kiest een, allicht, taalgevoelig man als Bernard Dewulf voor dit foute woord? Ik denk al snel het te weten. 'Kietelen' en 'kriebelen' klinken wat flauw, wat vrouwelijk misschien. En in een stuk waarin de auteur het begrip 'lust' omcirkelt als een roofdier zijn prooi, kan dat natuurlijk niet. Dan maar het onovergankelijke, maar mannelijkere 'jeuken'. Of lijkt dat alleen maar zo omdat het rijmt op 'neuken'? In het licht van de zin die eraan voorafgaat, wordt dat erg aannemelijk. 'Wie kruipt nu naakt in bed, en laat slechts hoge hakken achter?'


vrijdag, november 23, 2012

De waan van het woord

Lezend in Verstrooiingen (Bernard Dewulf) kom ik een woord tegen waaraan ik blijf haken. Ik weet niet wat het betekent. Het is erg lang geleden dat ik een Nederlands woord ontmoette waarvan ik niet weet wat het betekent. Ik laat het door mijn mond walsen als wijn. Querulant. Ik zoek naar woorden met eenzelfde stam, maar kom niet verder dan querido. Of question. Achteraf blijkt het inderdaad van oorsprong Frans te zijn. Het Nederlandse synoniem klinkt lang niet zo wervelend. Want hoewel 'querulant' tussen 'opschepperig' en 'zelfingenomen' in staat, lijkt het eerder iets bijzonders, dan iets vervelends. Misschien is dat wel wat 'deftige woorden' doen: anders klinken dan ze werkelijk zijn. En zo wordt een ruziezoeker een heer van stand.

woensdag, november 21, 2012

De wereld als krasplaat

Terwijl ik mijn haren was onder de douche, vraag ik me af hoe het ook weer zat met dat schuim. Meer of minder naarmate je haar vuiler is? Het hield me als kind al bezig. Ik begreep niet waarom de mensen die op de verpakking stonden afgebeeld zo'n schuimende haardos hadden. Hadden ze hun haar dan al een eerste keer gewassen voor ze op de foto gingen, vroeg ik mijn moeder. Of hadden ze het extra lang vuil laten worden. (Dat de chemiecursus in de richting die ik volgde 'toegepast' was, heeft blijkbaar onvoldoende geholpen. Ik ben echt vergeten hoe het zit. Maar of ik het nu goed weet of niet, wat ik destijds vroeg zal afgehangen hebben van wat mijn moeder me vertelde, over het schuim en het vuile haar. En misschien kreeg zij wel een heel andere cursus chemie?)
Het was een eerste kennismaking met de valse wereld van reclame. Later kwam daar kapitein Iglo bij. Ik moest er speciaal voor aan de deur komen, bij de man die mijn moeder aan een vragenlijst onderwierp en die wilde weten of wij kapitein Iglo kenden. (Ik kende hem niet. Misschien omdat we nauwelijks televisie keken, maar dat is weer een ander verhaal.) Nadien stond ik mee bij het fornuis en vroeg waarom die man dat wilde weten. 'Voor reclame,' zei mijn moeder. En ik: 'O, nu begrijp ik het. Dan kunnen ze zeggen: 'Kapitein Iglo, zelfs uw kinderen kennen hem.' Of zoiets. Maar dat was niet het juiste besluit, begreep ik uit mijn mama's blik.
Net zo probeert mijn dochter greep te krijgen op de wereld. Wat een kantoor is. Dat een kabeljauw best groot is. Dat op reis gaan betekent dat je na x aantal nachten terugkeert. Dat je met een afgeknipte nek naar het ziekenhuis moet omdat je anders niet kan zingen of eten - zegt zij. Er moet nog heel wat wereld worden ingekleurd.

dinsdag, november 20, 2012

Vreemde dieren

Ik loop de tuin weer in, en zelfs als ik de oranje, spitse oren achter de keldertrap zie ben ik niet bang. De vos zal banger zijn dan ik. Maar dat is hij niet. In plaats van schichtig weg te vluchten, kijkt hij me vrank aan en ook als ik wild met mijn armen zwaai, vlucht hij niet, maar springt op me af. En in een poging me te beschermen, draai ik me weg, maar dan, met mijn rug nog naar hem toe, besef ik dat niet ik het ben die hij hebben wil, maar de baby in de kinderwagen naast me, en daar, bij het beeld dat nog net geen beeld geworden is, bevriest mijn droom. Toch blijf ik het zien: hoe de vos zijn tanden zet in een nek, en ik roep en er niet in slaag die nek te bevrijden... 
Hoe komt die vos in mijn droom? En waarom zo oranje? De enige vos die ik de voorbije dagen zag, was een afbeelding van een uitsnijding in een prentenboek. In zwart-wit. En het kan net zo goed een wolf zijn geweest. Pleine lune heet dat prentenboek, en geïntrigeerd door de enthousiaste beschrijving van een man op een feestje, ging ik alvast eens via internet op zoek. 
Het was een leuke ontmoeting daar op dat feestje, want ze zijn niet zo talrijk, de mannen die enthousiast worden bij kinder- en jeugdliteratuur (een wiskundeleraar bovendien, die elke les begint met een gedicht of - als hij heel gul is - een verhaal voor zijn leerlingen - mag ik hem als boekenmeester nomineren?). Hij vertelde hoe zijn vrouw en hij mekaar voorlazen en ze zo de parels van de kinder- en jeugdliteratuur ontdekten. De dag erna lees ik de blog van een andere enthousiaste kinderboekenman, die vertelt over het Sprooksprekers-project in het Leuvense. En hoe voorlezen banden smeedt. Misschien moeten relatietherapeuten maar vast een lijstje aanleggen: van boeken, voor koppels, om mekaar uit voor te lezen. 


donderdag, november 15, 2012

Een droom in een fles

Ik at deze week bij dat grote woonwarenhuis. En net toen ik, hapjes lepelend voor de jongste, bedacht dat ik nu geen aandacht over had om 'mensen te kijken', zag ik de Grote Vriendelijke Reus. Hij doemde ergens boven de kinderstoel op, en hoewel ik zeker weet dat ik hem niet nadrukkelijk bekeken heb, ben ik er vast van overtuigd dat zijn hoofd tot het plafond reikte, waardoor hij zich wat zuchtend door de ruimte moest slepen.
Later op de namiddag zag ik hem opnieuw. Nu liep hij enkele meters voor me, en van de dreigende gestalte van zo-even, bleef niets over. Een man met vocht in de benen steunde zwaar op een kruk en deinde door het gangpad, als een Michelinmannetje waarbij men halverwege had beslist hem niet verder op te pompen.
Vreemd hoe ons kijken werkt. En hoe de herinnering. Ik kan niet in woorden oproepen hoe de GVR werd beschreven, enkel zien hoe hij in de illustraties werd neergezet. Durf ik mijn dochter de nieuwe editie van Pippi Langkous geven? Of zal zij Pippi dan voortaan zien als het wat excentrieke zusje van Charlie en Lola?
Sara Van den Bossche zet in haar artikel in De Leeswelp 'Pippi's nieuwe kousen' het licht op groen. Laat ik daar maar gevolg aan geven. En voortlezen in 'Verstrooiingen' van Bernard Dewulf en 'Thinking, fast and slow' van Kahneman. Zodat ik weet hoe dat zit, als ik nog eens beelden en gedachten met u wil delen.